onteigeningswet (OW)


Titel Va

Over de onteigening van de rechten, voortvloeiende uit eene aanvrage om octrooi

Artikel 104A 1 Door Ons kan de wenschelijkheid van onteigening worden uitgesproken van de rechten, uit eene octrooi-aanvrage voortvloeiende. Afschrift van Ons desbetreffend besluit wordt aan het in artikel 98, tweede lid, bedoelde bureau toegezonden.
2 Het in artikel 98, tweede lid, bedoelde bureau wijst onverwijld na ontvangst van het afschrift, in het 1ste lid bedoeld, drie deskundigen aan die, bij gemotiveerd rapport, zoo spoedig mogelijk het bedrag der schadeloosstelling zullen vaststellen, dat den aanvrager bij onteigening zal worden uitgekeerd. Alvorens hun onderzoek aan te vangen leggen de deskundigen bij het in artikel 98, tweede lid, bedoelde bureau eene belofte tot volledige geheimhouding af. Het rapport wordt bij het in artikel 98, tweede lid, bedoelde bureau ingediend en door dezen onverwijld aan Ons aangeboden.
3 Binnen één maand na ontvangst van het rapport, in het voorgaande lid bedoeld, zal door Ons, òf de onteigening ten behoeve van den Staat worden uitgesproken, nadat de aldus vastgestelde schadeloosstelling aan den aanvrager zal zijn betaald of geconsigneerd, òf worden besloten, dat er, gelet op het in het 2de lid bedoelde rapport, tot onteigening geen aanleiding bestaat; van het besluit zal het in artikel 98, tweede lid, bedoelde bureau ten spoedigste afschrift worden gezonden.

Artikel 104B Bijaldien door Ons wordt besloten, dat er geen aanleiding bestaat tot onteigening der rechten, uit de octrooi-aanvrage voortvloeiende, zal de Staat den aanvrager, op zijn verzoek, de schade vergoeden, welke hij daardoor mocht hebben geleden; het bedrag van het te dezer zake verschuldigde wordt, tenzij dit bij minnelijke schikking kan worden bepaald, vastgesteld door de commissie van deskundigen, bedoeld in artikel 104A, 2de lid.

Artikel 104C Vervallen