onteigeningswet (OW)


Titel II

Over de onteigening voor aanleg, herstel, versterking of onderhoud van waterkeringen en bouw van militaire verdedigingswerken

Artikel 62 1 Onteigening van onroerende zaken of rechten ten behoeve van aanleg, het herstel, versterking of onderhoud van waterkeringen of bouw van militaire verdedigingswerken, heeft plaats uit kracht van een koninklijk besluit, de Raad van State gehoord.
2 Onder de onteigening van onroerende zaken of rechten ten behoeve van waterkeringen, bedoeld in het eerste lid, wordt mede begrepen de onteigening voor de aanleg en verbetering van de in dat lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van:
a. een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;
b. een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken;
c. een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 63 1 Op de voorbereiding van de beslissing tot onteigening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2 Terinzagelegging geschiedt tevens binnen de gemeente waar de betrokken onroerende zaken zijn gelegen. In ieder geval worden ter inzage gelegd:
1°. een uitgewerkt plan met uitvoerige kaarten en met grondtekeningen waarop de te onteigenen onroerende zaken, en bij afzonderlijke onteigening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, de onroerende zaken waarop de te onteigenen rechten rusten, met vermelding van hun kadastrale aanduiding zijn aangewezen;
2°. een lijst van te onteigenen onroerende zaken aangeduid met hun kadastrale aanduiding met vermelding van:
a. de grootte volgens de basisregistratie kadaster van elk der desbetreffende percelen en, indien een te onteigenen onroerende zaak een gedeelte van een perceel uitmaakt, bovendien de grootte van dat gedeelte;
b. de namen van de eigenaars van elk dier zaken, volgens de basisregistratie kadaster;
3°. bij afzonderlijke onteigening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, een lijst van de te onteigenen rechten met vermelding van de kadastrale aanduiding van de zaken waarop zij rusten, en de namen van de rechthebbenden op die rechten volgens de basisregistratie kadaster.
3 Mondelinge zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht bij Onze Minister wie het aangaat.
4 Alvorens omtrent het verzoek tot onteigening wordt beslist, worden degenen, die tijdig ingevolge artikel 3:15, eerste of tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht een zienswijze naar voren hebben gebracht, door Onze Minister in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. Zo nodig kan Onze Minister ook andere belanghebbenden in de gelegenheid stellen zich te doen horen.

Artikel 64 Bij het koninklijk besluit worden de te onteigenen onroerende zaken en rechten aangewezen door aanhaling van de in artikel 63, tweede lid, onder 1° bedoelde grondtekeningen en vermelding van:
1°. de kadastrale aanduiding van de onroerende zaken met vermelding van de grootte volgens de basisregistratie kadaster van elk der desbetreffende percelen en, indien een te onteigenen onroerende zaak een gedeelte van een perceel uitmaakt, bovendien de grootte van dat gedeelte;
2°. bij afzonderlijke onteigening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, de kadastrale aanduiding van de onroerende zaken waarop de te onteigenen rechten rusten;
3°. de namen volgens de basisregistratie kadaster van de eigenaars van de te onteigenen onroerende zaken en, bij afzonderlijke onteigening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de rechthebbenden op de te onteigenen rechten.

Artikel 64a 1 Het koninklijk besluit wordt genomen binnen zes maanden na afloop van de termijn gedurende welke de stukken ingevolge artikel 3:11, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage hebben gelegen.
2 Het besluit wordt in ieder geval bekendgemaakt aan de onteigenende partij en, zo mogelijk, aan de in artikel 64 bedoelde eigenaren en andere rechthebbenden.
3 Van het besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. Terinzagelegging ingevolge artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht vindt tevens plaats binnen de betrokken gemeente. In de kennisgeving van de terinzagelegging worden datum en nummer van het koninklijk besluit en van de Staatscourant waarin het is geplaatst, vermeld. Een en ander geschiedt op kosten van hen, te wier name het werk wordt uitgevoerd.
4 Het koninklijk besluit tot onteigening vervalt, indien de onteigenende partij niet binnen twee jaar na dagtekening van het koninklijk besluit de eigendom bij minnelijke overeenkomst heeft verkregen overeenkomstig artikel 17, of de eigenaren, in het onteigeningsbesluit aangewezen, voor de rechtbank, in welker rechtsgebied de onroerende zaken waarop de onteigening betrekking heeft zijn gelegen, heeft doen dagvaarden overeenkomstig artikel 18.

Artikel 64b 1 De artikelen 2, 3, 4, 17 tot en met 20, en 22 tot en met 61 zijn van toepassing.
2 Wanneer gravingen, opmetingen of het stellen van tekeningen op iemands grond nodig geacht worden, moeten de gebruikers van de grond dit gedogen, mits hun dit tweemaal vierentwintig uren te voren door het gemeentebestuur schriftelijk is aangezegd.
3 De schade, daardoor veroorzaakt, wordt door de kantonrechter begroot, en door de Staat vergoed. Deze verhaalt die kosten op hen, te wier name het werk wordt uitgevoerd.

Artikel 65 1 Wanneer niet de grond zelf onteigend wordt, maar slechts tot het verrichten van in deze titel vermelde werken zekere bodemmaterialen nodig geacht worden, mag dit ook geschieden op grond van een besluit van gedeputeerde staten of van het dagelijks bestuur van het waterschap, dat tot onteigening overgaat.
2 Het besluit, door Ons of door de zooeven genoemde collegien of besturen genomen, wijst zoo nauwkeurig mogelijk de oppervlakte aan, waarover en de diepte, tot welke de uitgraving zal plaats hebben. Het bepaalt tevens den termijn, waarbinnen het verzoekschrift, bedoeld in artikel 66, moet zijn ingediend.
3 Van het besluit wordt mededeling gedaan op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze.
4 De schadeloosstelling bepaalt zich in dat geval tot de waarde der weggenomen speciën en de schade, door die wegneming aan den grond toegebragt, met inachtneming der bepaling van art. 41.

Artikel 66 1 Bij gebreke van minnelijke schikking benoemt de rechtbank, in het geval van het voorgaande artikel, op het verzoekschrift hetzij van hem, die onteigent, of van den eigenaar van den grond, een of meer deskundigen, in oneffen getale, om een berigt over de schadeloosstelling te geven.
2 Het verzoekschrift moet, op straffe van verval, worden ingediend binnen den termijn, bepaald bij het in artikel 65 bedoelde besluit. Bij het verzoekschrift moet worden overgelegd een exemplaar van het publicatieblad waarin op grond van artikel 65, derde lid, van Ons besluit, dan wel dat van Gedeputeerde Staten of van een der andere collegien of besturen mededeling is gedaan.
3 De regtbank benoemt één harer leden, om als commissaris, vergezeld van den griffier, bij de opneming door de deskundigen tegenwoordig te zijn.
4 Zij bepaalt tevens den dag en de plaats, waar en wanneer die opneming zal geschieden. Ten minste twee maal vier en twintig uren te voren wordt dit aan de wederpartij beteekend en afschrift van het exploit ter griffie van de regtbank nedergelegd. Bij gebreke dier beteekening vervalt het vonnis.
5 Het vonnis wordt aan het gebouw der regtbank aangeplakt, en de griffier roept de deskundigen op.
6 Derde belanghebbenden kunnen bij die opneming tegenwoordig zijn, ten einde ook hunne schade te doen begrooten.
7 De regtercommissaris bepaalt bij de opneming door de deskundigen, den dag, waarop hij zijn rapport aan de regtbank zal uitbrengen. Deze dag wordt aan de wederpartij beteekend, zoo zij niet is verschenen bij de opneming door de deskundigen en afschrift van het exploit ter griffie nedergelegd. Inmiddels liggen het procesverbaal van den regtercommissaris en het advies der deskundigen op de griffie ter lezing.
8 Op den bepaalden dag nemen, na het rapport van den regtercommissaris, partijen en derde belanghebbenden hunne conclusien, welke zij, mits op dezelfde teregtzitting, bij pleidooi breeder kunnen ontwikkelen.
9 De regtbank beslist terstond of op de eerstvolgende teregtzitting.
10 Geenerlei andere formaliteiten behoeven hier in acht te worden genomen.
11 Tegen het vonnis, waarbij de onteigening is uitgesproken, wordt noch verzet, noch hooger beroep, noch beroep in cassatie toegelaten.
12 De artikelen 20, 24, laatste lid, 29, 33, 34, eerste en tweede lid, en 35, eerste lid, vinden op de rechtsvordering, in dit artikel omschreven, overeenkomstige toepassing.

Artikel 67 1 De wegneming der speciën heeft niet plaats dan nadat de onteigenende partij de schadeloosstelling heeft betaald of geconsigneerd.
2 De artt. 55 tot 58 zijn ook hier van toepassing.

Artikel 68 Vervallen

Artikel 69 Vervallen

Artikel 70 Vervallen

Artikel 71 Vervallen

Artikel 72 Vervallen