Artikel 77 1 Onteigening, bedoeld in deze titel kan plaatsvinden:
1°. ten behoeve van de uitvoering van of ter handhaving van de feitelijke toestand overeenkomstig een bestemmingsplan of een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening;
2°. ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan, dan wel een plan van werken, geen bouwwerken zijnde, of een plan van werkzaamheden voor het opheffen van ernstig achterstallig onderhoud in het belang van de volkshuisvesting, mits een hierop betrekking hebbend besluit op grond van artikel 13 van de Woningwet dan wel een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom wegens overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 1a, 1b, 7b of 13 van de Woningwet onherroepelijk is geworden;
3°. ten behoeve van de uitvoering van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het geldende bestemmingsplan is afgeweken;
4°. ten behoeve van de ontruiming van oppervlakten in het belang van de volkshuisvesting;
5°. ten behoeve van de verwijdering van een of meer ontruimde, onbewoonbaar verklaarde woningen of van een of meer niet meer in gebruik zijnde andere gebouwen, indien deze woningen of gebouwen dermate in verval zijn geraakt of verminkt, dat zij de omgeving in ernstige mate ontsieren;
6°. ten behoeve van de uitvoering van een besluit als bedoeld in artikel 3.30, 3.33 of 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening, alsmede met voorzieningen die met de uitvoering van zodanig besluit rechtstreeks verband houden;
7°. van een gebouw als bedoeld in artikel 13b, tweede lid, van de Woningwet ten behoeve van de handhaving van de openbare orde rond dat gebouw of van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in zodanig gebouw, indien de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 13b, tweede lid, van de Woningwet, geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond dat gebouw welke is verstoord door gedragingen in het gebouw, onderscheidenlijk het duurzaam achterwege blijven van een overtreding van artikel 2 of 3 van de Opiumwet in dat gebouw;
8°. van een gebouw, een open erf of een terrein als bedoeld in artikel 17 van de Woningwet ten behoeve van het opheffen van een overtreding als bedoeld in dat artikel, indien de toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Woningwet, geen uitzicht heeft geboden op het duurzaam achterwege blijven van een zodanige overtreding.
2 In dit artikel wordt verstaan onder:
1°. bouwplan: een project tot het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen alsmede het vergroten van een of meer bouwwerken;
2°. plan van werken, geen bouwwerken zijnde: een project tot het aanleggen, het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen alsmede het vergroten van een of meer werken, geen bouwwerken zijnde;
3°. plan van werkzaamheden: een project tot het verrichten van een of meer werkzaamheden.
3 Een bouwplan kan mede een plan van werken, geen bouwwerken zijnde, of een plan van werkzaamheden omvatten. Een plan van werken, geen bouwwerken zijnde, kan mede een plan van werkzaamheden omvatten.
4 In de in het eerste lid genoemde gevallen geschiedt de onteigening overeenkomstig de volgende artikelen.
Wijzigingen