Artikel 57 1 Wanneer de schadeloosstelling of het voorschot, bedoeld in artikel 54i, is betaald dan wel consignatie overeenkomstig de Tweede Afdeling van de Vierde Titel van het Vierde Boek van het Burgerlijk Wetboek daarvan heeft plaats gevonden, wordt de onteigenende partij, op bevelschrift van de voorzitter van de rechtbank, desnoods door middel van de sterke arm, in het bezit van het onteigende gesteld.
2 Bij haar verzoek moet de onteigenende partij aan die voorzitter overleggen een afschrift van het vonnis tot onteigening, een verklaring van de griffier, dat het vonnis gezag van gewijsde heeft verkregen, alsmede een afschrift van het proces-verbaal van de opneming door de deskundigen, indien deze opneming heeft plaats gevonden overeenkomstig artikel 54j, eerste of derde lid.
3 Ook het bewijs, dat de schadeloosstelling of het voorschot, bedoeld in artikel 54i, is betaald dan wel het bewijs van consignatie in de gevallen van de artikelen 3, 58 en 59, moet worden overgelegd.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
vervallen | Stb 2020 112 (pdf) | 35133 | MvT (web) MvT (pdf) | |
01-09-2017 | wijziging | Stb 2016 290 (pdf) | 34212 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-02-2006 | wijziging | Stb 2006 24 (pdf) | 30171 | MvT (web) MvT (pdf) |
26-07-1976 | wijziging | Stb 1976 229 (pdf) | 11416 | MvT (pdf) |
01-02-1973 | vervallen | Stb 1972 578 (pdf) | 10590 | MvT (pdf) |
12-06-1921 | wijziging | Stb 1921 711 | ||
15-08-1920 | wijziging | Stb 1920 329 | ||
26-09-1851 | nieuwe-regeling | Stb 1851 125 |