Kadasterwet (Kadw)


Hoofdstuk 4

Bijwerking van de basisregistratie kadaster en het net van coördinaatpunten

Titel 1

Bijwerking van de basisregistratie kadaster

Afdeling 2

Bijhouding

§ 2

Bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent feiten, bedoeld in de artikelen 29 en 35 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek

Artikel 64 Vervallen

Artikel 65 Vervallen

Artikel 66 1 Ingeval een belanghebbende, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder c, meent dat zich een feit heeft voorgedaan, als bedoeld in artikel 29 dan wel in artikel 35 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, kan hij de Dienst verzoeken, daarnaar een onderzoek in te stellen. Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag wordt de beslissing op het verzoek genomen.
2 In geval van toewijzing van het verzoek wordt door de Dienst van het voornemen tot het houden van een onderzoek ter plaatse mededeling gedaan overeenkomstig artikel 57, eerste lid. Artikel 57, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 67 1 De met het onderzoek belaste ambtenaar gaat ter plaatse na of een feit, als bedoeld in artikel 29 dan wel in artikel 35 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, zich heeft voorgedaan. Artikel 57, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 De ambtenaar maakt een relaas van zijn bevindingen. Indien ten behoeve van het onderzoek een meting plaatsvindt, worden de daardoor verkregen gegevens eveneens opgenomen in het relaas van bevindingen.

Artikel 68 1 Indien het onderzoek ter plaatse aanleiding geeft tot bijhouding, vindt deze plaats op grondslag van het relaas van bevindingen. Artikel 58, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 Indien het onderzoek ter plaatse geen aanleiding geeft tot bijhouding, wordt daarvan mededeling gedaan aan de verzoeker en de overige bij de bijhouding belanghebbenden.

Artikel 69 Vervallen

Artikel 70 1 De Dienst is bevoegd, ook zonder een verzoek, als bedoeld in artikel 66, eerste lid, een onderzoek, als bedoeld in artikel 67, eerste lid, in te stellen indien er redenen zijn om aan te nemen dat zich met betrekking tot onroerende zaken feiten hebben voorgedaan, als bedoeld in de artikelen 29 en 35 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. Van het voornemen tot een onderzoek wordt door de Dienst mededeling gedaan overeenkomstig artikel 57, eerste lid. De artikelen 57, tweede en derde lid, en 67, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
2 Indien de Dienst gebruik heeft gemaakt van de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid en het onderzoek ter plaatse aanleiding heeft gegeven tot bijhouding, vindt bijhouding plaats op grondslag van het relaas van bevindingen. Artikel 58, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 Ingeval het onderzoek geen aanleiding geeft tot bijhouding is artikel 68, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.