Kadasterwet (Kadw)


Hoofdstuk 4

Bijwerking van de basisregistratie kadaster en het net van coördinaatpunten

Titel 1

Bijwerking van de basisregistratie kadaster

Afdeling 2

Bijhouding

§ 1

Bijhouding op grond van in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, ingeschreven stukken betreffende onroerende zaken en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen, met uitzondering van notariële akten van vernieuwing

Artikel 57 1 Indien een meting noodzakelijk is ten behoeve van de bijhouding, doet de Dienst van het voornemen daartoe mededeling aan de personen die volgens de bij de Dienst bekende gegevens als eigenaar, beperkt gerechtigde, met uitzondering van evenwel de hypotheekhouders en de rechthebbenden op erfdienstbaarheden zo die er zijn, of anderszins bij de bijhouding belanghebbenden zijn. De mededeling houdt in elk geval in de dag en het uur waarop de aanwijzing die de grondslag vormt voor de meting, zal plaatsvinden.
2 Onze Minister stelt regelen vast omtrent de wijze waarop de in het vorige lid bedoelde mededeling wordt gedaan.
3 De in het eerste lid bedoelde belanghebbenden verschaffen, indien naar het oordeel van de met de meting belaste ambtenaar nodig door aanwijzing ter plaatse, de door deze ambtenaar voor de bijhouding benodigde inlichtingen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent de bijhouding voor de gevallen waarin één of meer belanghebbenden niet de voor de bijhouding benodigde inlichtingen of onderling tegenstrijdige inlichtingen verschaffen.
4 De ambtenaar maakt een relaas van zijn bevindingen, dat mede de door de meting verkregen gegevens bevat.
5 De bijhouding vindt plaats mede op grondslag van het relaas van bevindingen indien het eerste-vierde lid toepassing heeft gevonden.
6 Op vertoon van een bewijs van de in artikel 58, eerste lid, bedoelde bekendmaking worden aan belanghebbenden op het desbetreffende kantoor van de Dienst kosteloos nadere inlichtingen omtrent de uitkomsten van de meting verschaft, indien het eerste-vierde lid toepassing heeft gevonden. Onze Minister stelt nadere regelen vast omtrent de wijze waarop deze inlichtingen worden verschaft.

Artikel 58 1 Ingeval de bijhouding waartoe een ingeschreven stuk aanleiding geeft, met betrekking tot een gehandhaafd perceel dan wel een nieuw gevormd perceel is voltooid en heeft geleid tot wijziging of aanvulling van de in de basisregistratie kadaster vermeld staande gegevens betreffende de eigenaars of beperkt gerechtigden, de kadastrale aanduiding dan wel de grootte van de onroerende zaak waarop het ingeschreven feit betrekking heeft, wordt het resultaat van die bijhouding aan belanghebbenden door toezending of uitreiking bekendgemaakt. Met betrekking tot een rechthebbende op een erfdienstbaarheid vindt het bepaalde in de eerste zin slechts toepassing, voor zover een regeling van het bestuur van de Dienst als bedoeld in artikel 48, derde lid, is vastgesteld.
2 De verzending ingevolge het eerste lid vindt op één en dezelfde dag plaats.
3 Indien in een geval, als bedoeld in het eerste lid, het ingeschreven stuk is een akte van toedeling, als bedoeld in de artikelen 89, eerste lid, van de Reconstructiewet Midden-Delfland ( Stb. 1977, 233), 95, eerste lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën (Stb. 1977, 694) en 207, eerste lid, van de Landinrichtingswet (Stb. 1985, 299), of een ruilakte als bedoeld in artikel 81, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, of een ruilakte als bedoeld in artikel 90, eerste lid, van de Reconstructiewet concentratiegebieden vindt het bepaalde in de vorige leden geen toepassing.

Artikel 59 1 Blijkt de in het ingeschreven stuk voorkomende feitelijke omschrijving van de onroerende zaak waarop het stuk betrekking heeft, onverenigbaar met hetgeen de met de meting belaste ambtenaar overeenkomstig artikel 57, derde lid, door de belanghebbenden ter plaatse is aangewezen, of is de kadastrale aanduiding van die zaak in dat stuk onjuist of onvolledig, dan vindt artikel 58, eerste-derde lid, slechts toepassing voor zover bijhouding naar de krachtens het volgende lid vast te stellen regelen mogelijk is.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld in hoeverre en op welke wijze bijhouding plaatsvindt, indien de in het eerste lid bedoelde gevallen zich voordoen, in dier voege dat de bijhouding waartoe het ingeschreven stuk aanleiding geeft, eerst wordt voltooid, nadat een stuk tot verbetering, als bedoeld in artikel 42, is ingeschreven in de in artikel 8, eerste lid, onder a, bedoelde openbare registers.
3 De beslissing om toepassing aan het eerste lid te geven wordt met bekwame spoed genomen. Indien het ingeschreven stuk is opgemaakt door een notaris, wordt de beslissing tevens aan hem medegedeeld. De bekendmaking van de beslissing gaat vergezeld van een verzoek een stuk tot verbetering, als bedoeld in artikel 42, in te schrijven in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a. Artikel 58, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
4 Bij de bekendmaking wordt gewezen op het gevolg voor de bijhouding dat de wet aan het niet-inschrijven van een stuk tot verbetering, als bedoeld in artikel 42, verbindt.
5 Het bepaalde in de vorige leden is van overeenkomstige toepassing ingeval de kadastrale aanduiding van een appartementsrecht in een ingeschreven stuk onjuist of onvolledig blijkt te zijn.

Artikel 60 Vervallen

Artikel 61 Vervallen

Artikel 62 Vervallen

Artikel 63 Vervallen

§ 2

Bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent feiten, bedoeld in de artikelen 29 en 35 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek

Artikel 64 Vervallen

Artikel 65 Vervallen

Artikel 66 1 Ingeval een belanghebbende, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder c, meent dat zich een feit heeft voorgedaan, als bedoeld in artikel 29 dan wel in artikel 35 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, kan hij de Dienst verzoeken, daarnaar een onderzoek in te stellen. Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag wordt de beslissing op het verzoek genomen.
2 In geval van toewijzing van het verzoek wordt door de Dienst van het voornemen tot het houden van een onderzoek ter plaatse mededeling gedaan overeenkomstig artikel 57, eerste lid. Artikel 57, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 67 1 De met het onderzoek belaste ambtenaar gaat ter plaatse na of een feit, als bedoeld in artikel 29 dan wel in artikel 35 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, zich heeft voorgedaan. Artikel 57, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 De ambtenaar maakt een relaas van zijn bevindingen. Indien ten behoeve van het onderzoek een meting plaatsvindt, worden de daardoor verkregen gegevens eveneens opgenomen in het relaas van bevindingen.

Artikel 68 1 Indien het onderzoek ter plaatse aanleiding geeft tot bijhouding, vindt deze plaats op grondslag van het relaas van bevindingen. Artikel 58, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 Indien het onderzoek ter plaatse geen aanleiding geeft tot bijhouding, wordt daarvan mededeling gedaan aan de verzoeker en de overige bij de bijhouding belanghebbenden.

Artikel 69 Vervallen

Artikel 70 1 De Dienst is bevoegd, ook zonder een verzoek, als bedoeld in artikel 66, eerste lid, een onderzoek, als bedoeld in artikel 67, eerste lid, in te stellen indien er redenen zijn om aan te nemen dat zich met betrekking tot onroerende zaken feiten hebben voorgedaan, als bedoeld in de artikelen 29 en 35 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. Van het voornemen tot een onderzoek wordt door de Dienst mededeling gedaan overeenkomstig artikel 57, eerste lid. De artikelen 57, tweede en derde lid, en 67, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
2 Indien de Dienst gebruik heeft gemaakt van de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid en het onderzoek ter plaatse aanleiding heeft gegeven tot bijhouding, vindt bijhouding plaats op grondslag van het relaas van bevindingen. Artikel 58, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 Ingeval het onderzoek geen aanleiding geeft tot bijhouding is artikel 68, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

§ 3

Bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent de feitelijke gesteldheid van onroerende zaken

Artikel 71 De wijze van bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent de feitelijke gesteldheid van onroerende zaken wordt geregeld door het bestuur van de Dienst.

§ 4

Bijhouding met betrekking tot voorlopige aantekeningen en doorhalingen daarvan

Artikel 72 De wijze van bijhouding in de basisregistratie kadaster met betrekking tot voorlopige aantekeningen terzake van stukken betreffende onroerende zaken en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen en doorhalingen daarvan in het register van voorlopige aantekeningen wordt geregeld door het bestuur van de Dienst.

§ 5

Bijhouding inzake splitsing of samenvoeging van percelen, ambtshalve of op verzoek

Artikel 73 1 De Dienst kan besluiten tot splitsing of samenvoeging van percelen in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen. Artikel 58, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 Een eigenaar van, of een beperkt gerechtigde met betrekking tot, een onroerende zaak, kan in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen een verzoek tot splitsing of samenvoeging van percelen doen met betrekking tot die onroerende zaak, indien hij daarbij een redelijk belang heeft. Indien het verzoek afkomstig is van een beperkt gerechtigde moet de eigenaar van die onroerende zaak door de Dienst worden gehoord alvorens tot bijhouding kan worden overgegaan.
3 Indien naar zijn oordeel nodig wint de daarmee belaste ambtenaar ter plaatse nadere inlichtingen in. Van het voornemen daartoe wordt alsdan mededeling gedaan overeenkomstig artikel 57, eerste lid. Artikel 57, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4 Voorts is artikel 67, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
5 Voor zover het verzoek wordt toegewezen, vindt de bijhouding plaats op grondslag van het relaas van bevindingen. Artikel 58, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.