Burgerlijk Wetboek Boek 7 (BW)


Boek 7

Bijzondere overeenkomsten

Titel 2a

Consumentenkredietovereenkomsten

Afdeling 2

Overige bepalingen betreffende consumentenkredietovereenkomsten

Artikel 74 In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. geldkrediet: de kredietovereenkomst waarbij door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet;
b. goederenkrediet: de kredietovereenkomst, daaronder begrepen een samenstel van overeenkomsten die een commerciële eenheid vormen in de zin van artikel 57 lid 5, ter zake van het verschaffen van het genot door de kredietgever aan de kredietnemer van een roerende zaak, niet zijnde een registergoed;
c. dienstenkrediet: de kredietovereenkomst omschreven onder b met dien verstande dat in plaats van het genot van een roerende zaak een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst wordt verschaft;
d. kredietsom bij geldkrediet: de geldsom die de kredietnemer in het kader van een geldkrediet ter beschikking wordt gesteld, met dien verstande, dat bij doorlopend geldkrediet de kredietlimiet als die geldsom wordt aangemerkt;
e. kredietsom bij goederen- of dienstenkrediet: het verschil tussen het totaal van de contante prijzen van de zaken, onderscheidenlijk diensten, waarvan de kredietnemer het genot wordt verschaft, onderscheidenlijk welke aan de kredietnemer worden verleend, en de door deze in dat kader gedane contante betalingen, met dien verstande dat bij een doorlopend goederen- of dienstenkrediet de kredietlimiet als dat verschil wordt aangemerkt;
f. doorlopend geldkrediet: een geldkrediet waarbij de kredietnemer op verschillende tijdstippen geldsommen bij de kredietgever kan opnemen, voor zover het uitstaand saldo een bepaald bedrag, de kredietlimiet, niet overschrijdt;
g. doorlopend goederen- of dienstenkrediet: een goederen- of dienstenkrediet, waarbij de kredietgever dan wel de leverancier van de goederen of diensten ervoor heeft te zorgen, dat aan de kredietnemer op verschillende tijdstippen het genot van zaken wordt verschaft of diensten worden verleend, voor zover het uitstaand saldo een bepaald bedrag, de kredietlimiet, niet overschrijdt;
h. kredietvergoeding: alle beloningen en vergoedingen, in welke vorm ook, die de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten ter zake van een kredietovereenkomst bedingt, in rekening brengt of aanvaardt, bij goederen- en dienstenkrediet verminderd met het totaal van de contante prijzen van de zaken onderscheidenlijk diensten, waarvan de kredietnemer het genot wordt verschaft onderscheidenlijk die aan de kredietnemer worden verleend, met dien verstande dat de vergoeding die verschuldigd wordt indien de kredietnemer vervroegd aflost, vastgesteld overeenkomstig artikel 68 leden 2 en 5 geen deel van de kredietvergoeding uitmaakt.

Artikel 75 1 Onverminderd de bepalingen van de vorige afdeling gelden voor de daar bedoelde kredietovereenkomsten voorts de volgende bepalingen met dien verstande dat de artikelen 77 lid 1 onder a, behoudens voor zover het betreft bedingen tot eenzijdige verhoging van de kredietvergoeding, en onder c, 79, 80 en 81 niet gelden voor kredietovereenkomsten waarvan de kredietsom meer dan € 40.000 bedraagt.
2 Onverminderd de bepalingen van de vorige afdeling gelden van de onderhavige afdeling voor kredietovereenkomsten waarbij de betalingen van de consument plaatsvinden binnen drie maanden nadat de geldsom ter beschikking is gesteld, onderscheidenlijk nadat met het verschaffen van het genot van de zaak of het verlenen van de dienst een aanvang is gemaakt, uitsluitend de artikelen 76 en 77 lid 1 aanhef en onder a.
3 In afwijking van het eerste lid, geldt deze afdeling niet voor de overeenkomst betreffende effectenkrediet.

Artikel 76 1 Het is de kredietgever en de leverancier van de goederen of diensten verboden enige andere vorm van kredietvergoeding te bedingen, in rekening te brengen of te aanvaarden dan:
a. een vergoeding die verschuldigd is bij afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de kredietovereenkomst;
b. een vergoeding die verschuldigd wordt ingeval de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de kredietovereenkomst.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, ten einde het aanvaarden door de kredietgever van te grote risico’s tegen te gaan, de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding vastgesteld en worden regels gegeven betreffende de tijdstippen waarop de kredietvergoeding in rekening wordt gebracht.
3 De ten hoogste toegelaten kredietvergoeding wordt uitgedrukt in een geldsom, een percentage of in enige andere vorm. Deze kan verschillen naar gelang van de hoogte van de kredietsom, de looptijd van de kredietovereenkomst, mede in verband met de termijnen van aflossing, de vorm van de kredietvergoeding bedoeld in lid 1, en het al dan niet variabel zijn van de kredietvergoeding.
4 Het is de kredietgever en de leverancier van de goederen of diensten verboden een hogere kredietvergoeding in rekening te brengen, te bedingen of te aanvaarden dan wel de kredietvergoeding op een ander tijdstip in rekening te brengen dan in gevolge de leden 2 en 3 is toegelaten.

Artikel 77 1 Niet zijn toegelaten bedingen waarbij:
a. de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten de bevoegdheid wordt verleend, anders dan bij wijze van een ingevolge artikel 76 toegelaten verhoging van de kredietvergoeding, eenzijdig de kredietvergoeding te verhogen of anderszins de verplichtingen van de consument te verzwaren;
b. de consument zich verplicht tot het aangaan van een andere overeenkomst, anders dan ingeval:
1°. uitdrukkelijk aan de consument het recht wordt toegekend te bepalen met welke wederpartij die overeenkomst zal worden aangegaan, of
2°. de overeenkomst verplicht tot het aanhouden van een betaalrekening bij de kredietgever, door middel waarvan de uit de kredietovereenkomst voortvloeiende betalingen dienen plaats te vinden;
c. vervroegde opeisbaarheid van het door de consument verschuldigde wordt bedongen, anders dan voor het geval dat:
1°. de consument, die ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen,
2°. de consument zijn vaste woonplaats in Nederland heeft verlaten, dan wel redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de consument binnen enkele maanden zijn vaste woonplaats in Nederland zal verlaten,
3°. de consument is overleden en de kredietgever gegronde reden heeft om aan te nemen dat diens verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst niet zullen worden nagekomen,
4°. de consument in staat van faillissement is komen te verkeren of ten aanzien van de consument de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard,
5°. de consument de door hem onder eigendomsvoorbehoud gehouden of tot zekerheid verbonden zaak heeft verduisterd, of
6°. de consument aan de kredietgever, met het oog op het aangaan van de overeenkomst, bewust onjuiste inlichtingen heeft verstrekt van dien aard, dat de kredietgever de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben aangegaan indien hem de juiste stand van zaken bekend zou zijn geweest.
d. de kredietnemer enig recht op periodieke betaling, verschuldigd uit hoofde van loon of andere inkomsten uit arbeid, van uitkeringen als bedoeld in artikel 475c onder b-i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ter zake van een kredietovereenkomst op enigerlei wijze overdraagt, vervreemdt of bezwaart dan wel tot invordering daarvan een onherroepelijke volmacht, in welke vorm of onder welke benaming ook, verleent.
2 Lid 1, aanhef en onder d, geldt niet voor kredietverlening door een gemeentelijke kredietbank:
a. waaraan als kredietnemer deelneemt:
1°. echtgenoten of geregistreerde partners als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, van wie het gezamenlijk netto maandinkomen niet hoger is dan de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, van die wet;
2°. een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan negentig procent van de norm bedoeld onder 1°;
3°. een alleenstaande als bedoeld in artikel 4, onderdeel a, van de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan zeventig procent van de norm bedoeld onder 1°;
dan wel
b. in het kader van een regeling met betrekking tot de bestaande schuldenlast van een kredietnemer (saneringskrediet).

Artikel 78 1 Een consument kan geen volmacht tot het sluiten van een kredietovereenkomst verlenen aan een kredietgever, een leverancier van de goederen of diensten, een kredietbemiddelaar of iemand die bij een van hen werkzaam is.
2 De consument kan geen onherroepelijke volmacht tot het sluiten van een kredietovereenkomst verlenen.

Artikel 79 1 Het is slechts toegestaan tot zekerheid van de nakoming van een verbintenis van de consument uit hoofde van een kredietovereenkomst, een pandrecht als bedoeld in artikel 237 van Boek 3 te vestigen op een zaak, indien die zaak door de consument met het uit hoofde van de kredietovereenkomst verkregen geld wordt aangeschaft of aan de consument ingevolge de kredietovereenkomst het genot van die zaak wordt verschaft. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het bedingen van een eigendomsvoorbehoud.
2 Lid 1 geldt niet voor kredietverlening door een gemeentelijke kredietbank:
a. waaraan als kredietnemer deelneemt:
1°. echtgenoten of geregistreerde partners als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, van wie het gezamenlijk netto maandinkomen niet hoger is dan de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, van die wet;
2°. een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan negentig procent van de norm bedoeld onder 1°;
3°. een alleenstaande als bedoeld in artikel 4, onderdeel a, van de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan zeventig procent van de norm bedoeld onder 1°;
dan wel
b. in het kader van een regeling met betrekking tot de bestaande schuldenlast van een kredietnemer (saneringskrediet).

Artikel 80 1 In afwijking van artikel 229 van Boek 3 ontstaat een pandrecht op een vordering tot vergoeding die in de plaats treedt van een zaak waarop tot zekerheid van de nakoming van de verbintenis van de consument een pandrecht als bedoeld in artikel 79 lid 1 is gevestigd, slechts voor het geval die zaak geheel teniet gaat.
2 Een pandrecht op een vordering als bedoeld in het eerste lid eindigt van rechtswege:
a. indien de consument gelijkwaardige vervangende zekerheid stelt, of
b. zodra de consument drie vierde deel van de kredietsom heeft afgelost.
3 De kredietgever, onderscheidenlijk de leverancier van de goederen of diensten, die tot inning van de in het eerste lid bedoelde verpande vordering overgaat, stelt de consument daarvan terstond schriftelijk in kennis. Daarbij deelt hij de consument mee dat deze in de gelegenheid is om gelijkwaardige vervangende zekerheid te stellen. Artikel 79 is niet van toepassing ten aanzien van de vervangende zekerheid.
4 Artikel 229 van Boek 3 en het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij een eigendomsvoorbehoud ten aanzien van een zaak als bedoeld in artikel 79.

Artikel 81 1 Afgifte van een zaak, waarvan de eigendom is voorbehouden in het kader van een kredietovereenkomst of waarop een pandrecht als bedoeld in artikel 79 is gevestigd kan slechts worden gevorderd in de gevallen bedoeld in artikel 77 lid 1 onder c, 1° tot en met 6° en in artikel 91.
2 Afgifte van een zaak als bedoeld in het eerste lid kan niet meer worden gevorderd indien meer dan drie vierde deel van de kredietsom is afgelost, tenzij het een doorlopend krediet betreft.

Artikel 82 Ontbinding van een kredietovereenkomst op de grond dat de consument is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, kan slechts geschieden door de rechter behoudens in het geval van artikel 90.

Artikel 83 Van het in deze afdeling bepaalde kan niet ten nadele van de consument worden afgeweken.