Burgerlijk Wetboek Boek 4 (BW)


Boek 4

Erfrecht

Titel 6

Gevolgen van de erfopvolging

Afdeling 3

Vereffening van de nalatenschap

Artikel 202 1 Een nalatenschap wordt, behoudens het in artikel 221 bepaalde, overeenkomstig de in deze afdeling gegeven voorschriften vereffend:
a. wanneer zij door een of meer erfgenamen onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, tenzij er een tot voldoening van de opeisbare schulden en legaten bevoegde executeur is en deze kan aantonen dat de goederen der nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden der nalatenschap te voldoen; geschillen dienaangaande worden door de kantonrechter beslist;
b. wanneer de rechtbank een vereffenaar heeft benoemd.
2 Indien het saldo van de nalatenschap positief is kan de wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam die voor deze beneficiair heeft aanvaard de kantonrechter verzoeken om ontheffing van de verplichting om te vereffenen volgens de wet.
3 Een nalatenschap die overeenkomstig artikel 13 is verdeeld, wordt in afwijking van lid 1 onder a slechts vereffend volgens de wet wanneer de echtgenoot van de erflater haar beneficiair heeft aanvaard.

Artikel 203 1 Na een aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving kan de rechtbank een vereffenaar benoemen:
a. op verzoek van een erfgenaam;
b. op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie, wanneer hij die met het beheer der nalatenschap belast is in ernstige mate in de vervulling van zijn verplichtingen tekortschiet, daartoe ongeschikt is of niet voldoet aan een last tot zekerheidstelling, wanneer de schulden der nalatenschap de baten blijken te overtreffen, of wanneer tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat deze vereffend is.
2 De door de rechter benoemde persoon treedt als vereffenaar in de plaats van de erfgenamen.

Artikel 204 1 Is een nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard, dan kan de rechtbank een vereffenaar benoemen:
a. op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie, wanneer er geen erfgenamen zijn, wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten;
b. op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap, wanneer tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat de opeisbare schulden daarvan zijn voldaan, of wanneer voor hem het gevaar bestaat dat hij niet ten volle of niet binnen redelijke tijd zal worden voldaan, hetzij omdat de nalatenschap niet toereikend is of niet behoorlijk beheerd en afgewikkeld wordt, hetzij omdat een schuldeiser zich op de goederen van de nalatenschap gaat verhalen;
c. op verzoek van een of meer andere schuldeisers van een erfgenaam, wanneer hun belangen door een gedraging van de erfgenamen of van de executeur ernstig worden geschaad.
2 Indien de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 13, is lid 1, onder b en c, van overeenkomstige toepassing op het geheel van de goederen die hebben behoord tot de huwelijksgemeenschap van de erflater en zijn echtgenoot, de in die gemeenschap gevallen of daarop verhaalbare schulden, alsmede hetgeen daarvoor in de plaats is getreden.

Artikel 205 Wanneer een schuldeiser van een erfgenaam die de nalatenschap verworpen heeft, hierdoor klaarblijkelijk is benadeeld, kan de rechtbank op zijn verzoek bepalen dat de nalatenschap mede in het belang van de schuldeisers van degene die verworpen heeft zal worden vereffend, en kan zij zo nodig een vereffenaar benoemen.

Artikel 206 1 De rechtbank beslist niet op het verzoek tot benoeming van een vereffenaar dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de verzoeker, alsmede voor zover zij bestaan en bekend zijn, van de erfgenamen, de boedelnotaris en de executeur.
2 De rechtbank kan als vereffenaar onder de nodige door haar te bepalen waarborgen een erfgenaam, een executeur of een andere persoon aanwijzen. Benoemt zij twee of meer vereffenaars, dan kan, tenzij bij de benoeming of later door de kantonrechter anders wordt bepaald, ieder van hen alle werkzaamheden alleen verrichten.
3 Een door de rechter benoemde vereffenaar heeft recht op het loon dat door de kantonrechter vóór het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld.
4 Hij wordt vereffenaar op de dag, waarop de beslissing die de benoeming inhoudt in kracht van gewijsde is gegaan, of – zo deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard – daags nadat de griffier hem van zijn benoeming mededeling heeft gedaan.
5 Hij kan worden ontslagen hetzij op eigen verzoek, hetzij om gewichtige redenen, zulks op verzoek van een medevereffenaar, een erfgenaam, een schuldeiser van de nalatenschap of het openbaar ministerie, dan wel ambtshalve. Hangende het onderzoek kan de rechtbank voorlopige voorzieningen treffen en de vereffenaar schorsen. De taak van de vereffenaar eindigt door zijn dood, het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, zijn faillietverklaring, zijn ondercuratelestelling of indien een bewind als bedoeld in titel 19 van Boek 1 over een of meer van zijn goederen wordt ingesteld. De rechter benoemt een of meer vereffenaars waar dezen ontbreken voordat de vereffening is geëindigd; hij kan een opengevallen plaats doen bezetten.
6 De griffier doet de benoeming van een vereffenaar, alsmede het eindigen van zijn hoedanigheid onverwijld in het boedelregister inschrijven. De vereffenaar maakt haar bekend in de Staatscourant.

Artikel 207 Hij die als vereffenaar door een ander is opgevolgd, is verplicht aan zijn opvolger rekening en verantwoording af te leggen op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald.

Artikel 208 1 Bij de benoeming van een vereffenaar of bij een latere beschikking kan de rechtbank een harer leden tot rechter-commissaris benoemen.
2 Indien een rechter-commissaris is benoemd, worden
a. de overeenkomstig deze afdeling aan de kantonrechter toekomende taken en bevoegdheden door de rechter-commissaris uitgeoefend, tenzij de wet anders bepaalt;
b. de in de artikelen 211 lid 3, 214 lid 5 en 218 lid 1 bedoelde stukken, zo een boedelnotaris ontbreekt, ter griffie van de rechtbank neergelegd.

Artikel 209 1 Indien de geringe waarde der baten van een nalatenschap daartoe aanleiding geeft, kan de kantonrechter op verzoek van de vereffenaar of een belanghebbende hetzij de kosteloze vereffening van de nalatenschap, hetzij de opheffing van de vereffening bevelen. Op een verzoek tot opheffing wordt de verzoeker gehoord of behoorlijk opgeroepen, alsmede voor zover zij bestaan en bekend zijn, de erfgenamen, de vereffenaar en de boedelnotaris. Indien een rechter-commissaris is benoemd, komt de in de eerste zin bedoelde bevoegdheid, op voordracht van de rechter-commissaris, aan de rechtbank toe.
2 Bij het bevel tot opheffing van de vereffening stelt de kantonrechter onderscheidenlijk de rechtbank tevens het bedrag der reeds gemaakte vereffeningskosten vast, en brengt dat ten laste van de boedel of, wanneer de boedel daartoe onvoldoende is, ten laste van de erfgenamen, voor zover dezen met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn.
3 Na de opheffing is artikel 226 van overeenkomstige toepassing.
4 De opheffing wordt op dezelfde wijze als de benoeming van een vereffenaar ingeschreven en bekend gemaakt.
5 Indien na de opheffing van een vereffening de benoeming van een vereffenaar wordt verzocht, is de verzoeker verplicht aan te tonen dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van de vereffening te bestrijden.

Artikel 210 1 Vereffenaars geven aan de kantonrechter alle door deze gewenste inlichtingen en zijn verplicht diens aanwijzingen bij vereffening te volgen.
2 Indien een rechter-commissaris is benoemd, is deze bevoegd ter opheldering van alle omstandigheden, de vereffening betreffende, getuigen en deskundigen te horen op dezelfde wijze als voor een rechter-commissaris in geval van faillissement is bepaald.

Artikel 211 1 Een vereffenaar heeft tot taak de nalatenschap als een goed vereffenaar te beheren en te vereffenen. Voor de vereffening wordt een last die tot een uitgave van geld of van een goed uit de nalatenschap verplicht, gelijkgesteld met een legaat.
2 Hij vertegenwoordigt bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte. Zij zijn niet bevoegd zonder zijn medewerking of machtiging van de kantonrechter over de goederen der nalatenschap of hun aandeel daarin te beschikken.
3 Hij moet met bekwame spoed een onderhandse of notariële boedelbeschrijving opmaken of doen opmaken, waarin de schulden der nalatenschap in de vorm van een voorlopige staat zijn opgenomen. Hij moet deze ten kantore van de boedelnotaris of, indien deze ontbreekt, ter griffie van de rechtbank neerleggen, ter inzage van de erfgenamen en de schuldeisers der nalatenschap; andere schuldeisers van een erfgenaam, ook indien deze de nalatenschap verworpen heeft, kunnen tot inzage gemachtigd worden door de kantonrechter.
4 De kantonrechter kan in geval van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving de erfgenamen ontheffen van de verplichting om de boedelbeschrijving ter inzage te leggen.
5 Een door de rechter benoemde vereffenaar kan een boedelnotaris aanwijzen, indien dit nog niet is geschied. De notaris die deze opdracht heeft aanvaard, geeft daarvan kennis aan de erfgenamen en doet zich inschrijven in het boedelregister.

Artikel 212 Wanneer de wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam of een door de rechter benoemde vereffenaar aan schuldeisers der nalatenschap schade heeft toegebracht, doordat hij opzettelijk goederen der nalatenschap aan het verhaal van de schuldeisers heeft onttrokken, kunnen zij van hem de voldoening van hun vordering eisen, voor zover hij niet bewijst dat hun schade op een lager bedrag moet worden gesteld.

Artikel 213 Is de erflater gehuwd geweest in een gemeenschap van goederen, dan kan de rechtbank op verzoek van de vereffenaar van de nalatenschap een vereffenaar van de ontbonden huwelijksgemeenschap benoemen, in welk geval zij met overeenkomstige toepassing van het in deze afdeling bepaalde wordt vereffend. De eerste zin is niet van toepassing indien de huwelijksgemeenschap reeds voor het overlijden van de erflater was verdeeld.

Artikel 214 1 Een vereffenaar roept de schuldeisers der nalatenschap, zo dit nog niet is geschied, openlijk op om hun vorderingen vóór een door de kantonrechter bepaalde datum bij de boedelnotaris of, indien deze ontbreekt, bij hemzelf in te dienen. De oproeping geschiedt op dezelfde wijze als de bekendmaking van de beneficiaire aanvaarding of de benoeming van de vereffenaar en zoveel mogelijk tegelijkertijd.
2 De vereffenaar moet bovendien de hem bekende schuldeisers der nalatenschap per brief oproepen. Is hem het adres van een schuldeiser der nalatenschap onbekend gebleven, dan deelt hij dit mede aan de kantonrechter.
3 Aanmelding van een vordering stuit de verjaring.
4 De vereffenaar geeft, indien hij zich met een ingediende vordering of een ingeroepen voorrang niet kan verenigen, daarvan onverwijld onder opgave van redenen kennis aan hem die de vordering heeft ingediend.
5 Zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de bij de oproep der schuldeisers gestelde termijn legt de vereffenaar een lijst van de door hem erkende en betwiste vorderingen en aanspraken op voorrang ten kantore van de boedelnotaris of, indien deze ontbreekt, ter griffie van de rechtbank neer, ter inzage van de erfgenamen, de legatarissen en allen die zich als schuldeiser hebben aangemeld. Hij geeft ieder van hen van deze neerlegging kennis.

Artikel 215 1 De vereffenaar maakt de goederen der nalatenschap te gelde, voor zover dit voor de voldoening van de schulden der nalatenschap nodig is. Goederen die een schuldeiser der nalatenschap te vorderen heeft, worden zoveel mogelijk in de laatste plaats te gelde gemaakt.
2 Omtrent de keuze van de te gelde te maken goederen en de wijze van tegeldemaking treedt de vereffenaar zoveel mogelijk in overleg met de erfgenamen. Bestaat tegen de voorgenomen tegeldemaking van een goed bezwaar bij een erfgenaam of een schuldeiser die het goed te vorderen heeft dan stelt de vereffenaar hem in de gelegenheid de beslissing van de kantonrechter in te roepen.
3 Het in het vorige lid ten aanzien van de erfgenamen bepaalde geldt mede ten aanzien van hen aan wie het vruchtgebruik van de nalatenschap of van een aandeel daarin is vermaakt.
4 Artikel 68 van Boek 3 is op de vereffenaar van overeenkomstige toepassing.
5 Met betrekking tot door de erflater gesloten sommenverzekeringen zonder onherroepelijk geworden aanwijzing van een derde als begunstigde, is artikel 22a Faillissementswet van overeenkomstige toepassing, waarbij dient te worden gelezen voor:
a. de curator: de vereffenaar
b. de rechter-commissaris: de kantonrechter
c. de verzekeringnemer: de erfgenamen dan wel, indien de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig afdeling 1 van titel 3, de echtgenoot van de erflater.

Artikel 216 Een door de rechter benoemde vereffenaar kan hetgeen uit de nalatenschap aan een legataris is uitgekeerd, binnen drie jaar daarna terugvorderen, voor zover dit nodig is om schulden als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met g te voldoen. Artikel 122 lid 1 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 217 1 Indien iemand zowel schuldenaar als schuldeiser van de nalatenschap is, zijn de bepalingen van de Faillissementswet omtrent de bevoegdheid tot verrekening van overeenkomstige toepassing.
2 Indien iemand met de erflater deelgenoot was in een gemeenschap die tijdens de vereffening wordt verdeeld, is artikel 56 van de Faillissementswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 218 1 Een vereffenaar is verplicht binnen zes maanden nadat de voor het indienen van vorderingen gestelde tijd is verstreken, een rekening en verantwoording benevens een uitdelingslijst ten kantore van de boedelnotaris of, indien deze ontbreekt, ter griffie van de rechtbank ter kennisneming van een ieder neer te leggen. De kantonrechter kan deze termijn verlengen.
2 De vereffenaar maakt de neerlegging op dezelfde wijze openlijk bekend als de oproep tot aanmelding van vorderingen en bovendien per brief aan de erfgenamen, de legatarissen en allen die zich als schuldeiser hebben aangemeld.
3 Binnen een maand na deze openlijke bekendmaking kan iedere belanghebbende tegen de rekening en verantwoording of tegen de uitdelingslijst bij de kantonrechter of, indien een rechter-commissaris is benoemd, bij de rechtbank in verzet komen.
4 Verbintenissen die tot levering van een goed der nalatenschap of tot vestiging van een beperkt recht op een zodanig goed verplichten, worden in een geldschuld omgezet, voor zover een tekort dit nodig maakt. Andere verbintenissen die niet in geld luiden, en verbintenissen onder een opschortende voorwaarde worden in de uitdelingslijst slechts op verzoek van de schuldeiser opgenomen; in dat geval worden zij omgezet in een geldschuld. De vordering van een legitimaris wordt, indien zij ingevolge artikel 81 lid 2, een voorwaarde als bedoeld in artikel 82 of een beschikking als bedoeld in artikel 83 niet opeisbaar is, niet in de uitdelingslijst opgenomen.
5 Voor het overige vinden bij de berekening van ieders vordering, het opmaken van de uitdelingslijst en het verzet daartegen de dienaangaande in de Faillissementswet voorkomende voorschriften zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing.

Artikel 219 Wanneer de rechter heeft bepaald dat de nalatenschap mede in het belang van de schuldeisers van iemand die haar verworpen heeft, wordt vereffend, kunnen ook deze schuldeisers hun vorderingen indienen. Zij worden in de uitdelingslijst opgenomen, doch slechts batig gerangschikt voor zover een overschot aan hun schuldenaar zou zijn toegekomen, indien deze niet verworpen had; te dien einde kan de vereffenaar voor zoveel nodig verdeling van de nalatenschap vorderen en aan de verdeling deelnemen.

Artikel 220 1 Na het verbindend worden van een uitdelingslijst is de vereffenaar verplicht een ieder het hem volgens de uitdelingslijst toekomende uit te keren. Geldsbedragen waarover niet binnen zes maanden is beschikt of die gereserveerd zijn, geeft een door de rechter benoemde vereffenaar in bewaring ter plaatse tot het ontvangen van gerechtelijke consignatiën aangewezen.
2 Schuldeisers van de nalatenschap die pas na het verbindend worden van een uitdelingslijst opkomen, hebben, onverminderd hun verhaal op de goederen van erfgenamen die met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn, alleen recht van verhaal op de alsdan nog onverkochte goederen en op het saldo der nalatenschap. Zij worden daaruit voldaan naar gelang zij zich aanmelden.
3 Bovendien hebben schuldeisers als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met g die niet voldaan zijn, nog een recht van verhaal tegen legatarissen, voor zover dezen een uitkering hebben ontvangen en niet voldoende goederen voor verhaal als bedoeld in het vorige lid aanwijzen. Het recht van verhaal tegen een legataris vervalt drie jaren na het verbindend worden van de uitdelingslijst, volgens welke de uitkering aan hem is geschied.
4 Wanneer een ingevolge artikel 218 lid 4, derde zin, niet in de uitdelingslijst opgenomen vordering van een legitimaris opeisbaar wordt, kan de legitimaris, onverminderd zijn verhaal overeenkomstig de leden 2 en 3, voor het gedeelte van de schuld aan hem dat overeenkomstig artikel 87 leden 5 en 6 op een erfgenaam of legataris rust, deze erfgenaam of legataris aanspreken.

Artikel 221 1 De in de artikelen 214, eerste en vijfde lid, en 218 omschreven verplichtingen rusten op de erfgenamen die uit hoofde van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving vereffenaar zijn, slechts indien de kantonrechter dit bepaalt.
2 Een door de rechter benoemde vereffenaar behoeft een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst niet neer te leggen, wanneer alle hem voor de afloop van de in artikel 218, eerste lid, bedoelde termijn bekend geworden schulden ten volle worden voldaan, of wanneer de kantonrechter hem van deze neerlegging vrijstelt. Deze vrijstelling wordt niet verleend, wanneer een schuldeiser daartegen bezwaar maakt.
3 Wordt de rekening en verantwoording niet neergelegd, dan geschiedt zij aan hen die een recht op het overschot hebben, op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald.

Artikel 222 Gedurende de vereffening zijn van titel 7 van Boek 3 slechts van toepassing de artikelen 166, 167, 169, 170 lid 1 en 194 lid 2.

Artikel 223 1 Gedurende de vereffening is een schuldeiser alleen bevoegd zijn vordering op goederen der nalatenschap ten uitvoer te leggen, indien deze bevoegdheid hem ook in geval van faillissement van de erflater zou zijn toegekomen. De artikelen 57 tot en met 60 van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in de artikelen 58 lid 1, 59a leden 3 en 5 en 60 lid 3 bedoelde bevoegdheden van de rechter-commissaris, zo ter zake van de vereffening geen rechter-commissaris is benoemd, uitgeoefend worden door de kantonrechter.
2 Ook tijdens de vereffening kan een schuldeiser van de nalatenschap zijn vorderingsrecht, of de voorrang die zijn vordering toekomt, bij vonnis doen vaststellen. Een vonnis waarbij een vordering tegen een vereffenaar is vastgesteld, kan op de persoonlijke goederen van een erfgenaam die met zijn gehele vermogen aansprakelijk is, alleen worden ten uitvoer gelegd, indien deze in het geding partij is geweest.
3 Op verzoek van een vereffenaar kunnen reeds gelegde beslagen, voor zover dat voor de vereffening nodig is, door de kantonrechter worden opgeheven.

Artikel 224 Eerst nadat de bekende schuldeisers van de vereffende nalatenschap volledig zijn voldaan, hebben de overige schuldeisers van een erfgenaam recht van verhaal op de goederen der nalatenschap.

Artikel 225 1 Wanneer niet alle erfgenamen bekend zijn of daaromtrent onzekerheid bestaat, is een vereffenaar verplicht door oproepingen in veel gelezen dagbladen of door andere doelmatige middelen de erfgenamen op te sporen.
2 Is een vereffenaar benoemd omdat de nalatenschap geheel of ten dele onbeheerd werd gelaten, dan neemt de vereffening een einde, zodra alle erfgenamen het beheer hebben aanvaard en de reeds gemaakte kosten van vereffening hebben voldaan.

Artikel 226 1 Is de vereffening voltooid en met een overschot geëindigd, dan geeft een door de rechter benoemde vereffenaar de overgebleven goederen af aan de erfgenamen dan wel, indien de nalatenschap ingevolge artikel 13 is verdeeld, aan de echtgenoot van de erflater. Zijn er geen erfgenamen, is het niet bekend of er erfgenamen zijn, of zijn de erfgenamen niet bereid de goederen in ontvangst te nemen, dan geeft hij deze aan de Staat af.
2 Zijn de erfgenamen die zich tot de inontvangstneming bereid tonen, slechts tot een deel van de nalatenschap gerechtigd, dan draagt de vereffenaar zorg dat de nalatenschap eerst wordt verdeeld. Daarna geeft hij hetgeen is toegedeeld aan erfgenamen die onbekend zijn of hebben nagelaten tot de verdeling mede te werken, aan de Staat af.
3 De Staat is bevoegd de hem afgegeven goederen te verkopen; registergoederen mag hij slechts in het openbaar verkopen, tenzij de kantonrechter hem tot onderhandse verkoop machtigt.
4 Is een goed van de nalatenschap of hetgeen daarvoor in de plaats is gekomen binnen twintig jaren nadat de nalatenschap is opengevallen door niemand opgeëist, dan vervalt het aan de Staat.