Auteurswet (Aw)


Hoofdstuk I

Algemeene bepalingen

§ 1

De aard van het auteursrecht

Artikel 1 Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.

Artikel 2 1 Het auteursrecht gaat over bij erfopvolging en is vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht.
2 De maker, of zijn rechtverkrijgende, kan aan een derde een licentie verlenen voor het geheel of een gedeelte van het auteursrecht.
3 De levering vereist voor gehele of gedeeltelijke overdracht, alsmede de verlening van een exclusieve licentie, geschiedt bij een daartoe bestemde akte. De overdracht of de verlening van een exclusieve licentie omvat alleen die bevoegdheden die in de akte staan vermeld of die uit de aard en de strekking van de titel of licentieverlening noodzakelijkerwijs voortvloeien.
4 Het auteursrecht dat toekomt aan de maker van een werk, alsmede, na het overlijden van de maker, het auteursrecht op niet openbaar gemaakte werken dat toekomt aan degene die het als erfgenaam of legataris van de maker heeft verkregen, is niet vatbaar voor beslag.
5 Het derde lid, tweede volzin, en het vierde lid zijn niet van toepassing op een maker als bedoeld in artikel 7 en 8.

Artikel 3 Wanneer een maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst het auteursrecht aan een uitgever heeft overgedragen of in licentie heeft gegeven, dan vormt deze overdracht of licentie voor de uitgever een afdoende rechtsgrondslag om aanspraak te maken op een deel van de vergoedingen voor het gebruik van het werk in het kader van de beperkingen op het overgedragen of in licentie gegeven recht.