Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (Ambtsinstr.)


Hoofdstuk 4

Vrijheidsbeperkende middelen en hulpmiddelen

§ 2

Hulpmiddelen ten behoeve van de uitzetting van vreemdelingen

Artikel 23a 1 De ambtenaar, bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, kan een vreemdeling bij diens uitzetting per luchtvaartuig met hulpmiddelen ten behoeve van uitzetting in zijn bewegingsvrijheid beperken, ten behoeve van een goed verloop van de uitzetting.
2 De maatregel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden getroffen indien:
a. de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting, dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de vreemdeling, van de ambtenaar of van derden, dan wel met het oog op gevaar voor een ernstige verstoring van de openbare orde, en
b. de toepassing van het hulpmiddel redelijkerwijs geen gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de vreemdeling.
3 Indien de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, onder leiding van een ter plaatse aanwezige meerdere optreedt, zal hij geen gebruik maken van hulpmiddelen ten behoeve van uitzetting dan na uitdrukkelijke last van deze meerdere. De meerdere geeft daarbij aan van welk hulpmiddel gebruik wordt gemaakt.
4 Het gebruik van een hulpmiddel ten behoeve van uitzetting is uitsluitend toegestaan aan een ambtenaar die in het gebruik van dat hulpmiddel is geoefend.

Artikel 23b 1 De ambtenaar die ten aanzien van een vreemdeling die wordt uitgezet gebruik heeft gemaakt van een hulpmiddel ten behoeve van uitzetting als bedoeld in artikel 23a, eerste lid, meldt dit onverwijld schriftelijk aan de hulpofficier van justitie, onder vermelding van de aard van het hulpmiddel, de redenen die tot het gebruik hebben geleid en de daaruit voortvloeiende gevolgen.
2 De hulpofficier van justitie draagt zorg voor registratie van de melding, bedoeld in het eerste lid.