Ambtsinstructie commissaris van de Koning (Ai CdK)


Artikel 1 De commissaris bevordert de door hem noodzakelijk geachte samenwerking tussen in zijn provincie werkzame rijksambtenaren en personen deel uitmakend van de krijgsmacht, en tussen deze functionarissen en het provinciaal bestuur, de gemeentebesturen en de waterschapsbesturen.
Artikel 2 1 De commissaris is bevoegd bij in de provincie werkzame rijksambtenaren en personen deel uitmakend van de krijgsmacht inlichtingen in te winnen en met hen overleg te plegen. Deze functionarissen zijn, behoudens het bepaalde in het tweede lid, verplicht de gevraagde inlichtingen te verstrekken en aan het overleg deel te nemen.
2 Indien de in het eerste lid bedoelde functionarissen weigeren de op grond van deze ambtsinstructie gevraagde medewerking te verlenen, brengt de commissaris Onze Ministers wie het aangaat, alsmede Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarvan op de hoogte.
3 De commissaris geeft, indien een ramp, een crisis of een ordeverstoring van meer dan plaatselijke betekenis dan wel de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan zulks noodzakelijk maken, de in het eerste lid bedoelde functionarissen, met uitzondering van de ambtenaren van het openbaar ministerie, zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige aanwijzingen met betrekking tot de wijze waarop zij bij de uitoefening van de hun opgedragen taken met elkaar samenwerken en met het provinciaal bestuur, de gemeentebesturen, de besturen van de veiligheidsregio’s en de waterschapsbesturen. De functionarissen zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen. Onze Minister wie het aangaat kan de aanwijzingen ongedaan maken. Het verzoek daartoe heeft geen schorsende werking. De commissaris kan aan het College van procureurs-generaal verzoeken de ambtenaren van het openbaar ministerie de nodige instructies te geven.
Artikel 3 De commissaris brengt met redelijke tussenpozen bezoeken aan de gemeenten in de provincie. Van bijzondere bevindingen bij zijn bezoek aan een gemeente brengt hij verslag uit aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en doet hij, voor zover voor dat college van belang, mededeling aan gedeputeerde staten.
Artikel 4 De commissaris brengt uit eigen beweging, dan wel op verzoek advies uit aan de regering of aan Onze Ministers over andere onderwerpen dan die bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de Provinciewet.
Artikel 5 De commissaris coördineert de voorbereiding van de civiele verdediging door de in de provincie werkzame rijksambtenaren en personen deel uitmakend van de krijgsmacht, het provinciaal bestuur, de gemeentebesturen en de waterschapsbesturen, met inachtneming van de aanwijzingen van Onze Minister, belast met de coördinerende verantwoordelijkheid voor de civiele verdediging.
Artikel 5a 1 De commissaris overlegt met het regionaal beleidsteam, alvorens een aanwijzing te geven als bedoeld in artikel 41 van de Wet veiligheidsregio’s.
2 De commissaris stelt Onze Minister van Veiligheid en Justitie onverwijld in kennis van een gegeven aanwijzing.
Artikel 5b De commissaris zendt zijn oordeel over het bestreden besluit, bedoeld in artikel 40, vijfde lid, van de Wet veiligheidsregio’s, alsmede de stukken, bedoeld in het eerste en tweede lid van dat artikel, binnen zes weken na de ontvangst van het standpunt van de raad over dat besluit aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
Artikel 5c 1 Tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet, geeft de commissaris geen aanwijzing als bedoeld in artikel 42 van de Wet veiligheidsregio’s dan na overleg met Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
2 De commissaris geeft onverwijld uitvoering aan een verzoek van Onze Minister van Veiligheid en Justitie tot het geven van een aanwijzing als bedoeld in artikel 42 van de Wet veiligheidsregio’s.
Artikel 5d 1 Indien uit een rapportage van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid blijkt dat de taakuitvoering in een veiligheidsregio tekortschiet, ziet de commissaris er op toe dat het bestuur van de veiligheidsregio passende maatregelen neemt om de tekortkomingen weg te nemen.
2 De commissaris geeft geen aanwijzing als bedoeld in artikel 59 van de Wet veiligheidsregio’s dan na instemming van Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
3 De commissaris geeft uitvoering aan een verzoek van Onze Minister van Veiligheid en Justitie tot het geven van een aanwijzing als bedoeld in artikel 59 van de Wet veiligheidsregio’s.
Artikel 6 1 De commissaris ziet toe op een ordelijk verloop van de procedure met betrekking tot de benoeming van een burgemeester.
2 Voordat de vacature van burgemeester in een gemeente wordt opengesteld overlegt de commissaris met de raad over de eisen die aan de te benoemen burgemeester worden gesteld met betrekking tot de vervulling van het ambt. Indien zijn overleg met de raad niet tot overeenstemming leidt geeft hij aan welke eisen hij in afwijking van de raad zal hanteren bij zijn oordeel over de geschiktheid van kandidaten.
3 De commissaris verschaft de vertrouwenscommissie een opgave van degenen die naar het ambt van burgemeester hebben gesolliciteerd, vergezeld van zijn oordeel over kandidaten die hij in beginsel geschikt acht voor benoeming, alsmede vergezeld van afschrift van de sollicitatiebrieven van laatstgenoemde kandidaten. Hij informeert desgevraagd de vertrouwenscommissie over de criteria die hij heeft gehanteerd bij zijn selectie van kandidaten. Een dergelijk oordeel alsmede afschrift van de sollicitatiebrieven geeft hij op verzoek van de vertrouwenscommissie ook met betrekking tot andere kandidaten.
4 De commissaris verschaft zich de informatie over de sollicitant welke hij nodig acht of welke de vertrouwenscommissie door zijn tussenkomst nodig acht. Het inwinnen van referenties vindt slechts plaats met toestemming van de kandidaat, die hiervoor de gegevens aandraagt. De commissaris stelt de door hem verkregen inlichtingen ter beschikking van de vertrouwenscommissie, tenzij de kandidaat die het aangaat heeft laten weten dat verstrekking van die gegevens bij hem bezwaar ontmoet.
5 Zodra de raad zijn aanbeveling heeft vastgesteld rapporteert de commissaris aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met betrekking tot de inhoud en het verloop van de procedure. Daarbij gaat hij in op zijn overleg met de raad.
Artikel 6a De commissaris bevordert dat de vergadering van de raad waarin de burgemeester de eed (verklaring en belofte) aflegt, plaatsvindt op of zo kort mogelijk na de datum waarop zijn benoeming ingaat.
Artikel 6b De commissaris informeert Onze Minister over ontheffingen als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Gemeentewet, in zijn periodieke rapportage, tenzij naar zijn oordeel betrokkenheid van Onze Minister noodzakelijk is alvorens op een concreet verzoek te besluiten.
Artikel 6c De commissaris informeert Onze Minister over ontheffingen als bedoeld in artikel 71, derde lid, van de Gemeentewet in zijn periodieke rapportage, tenzij naar zijn oordeel betrokkenheid van Onze Minister noodzakelijk is alvorens op een concreet verzoek te besluiten.
Artikel 6d De commissaris informeert Onze Minister over toestemmingen als bedoeld in artikel 72, eerste lid, van de Gemeentewet in zijn periodieke rapportage, tenzij naar zijn oordeel betrokkenheid van Onze Minister noodzakelijk is alvorens op een concreet verzoek te besluiten.
Artikel 6e De commissaris brengt een voornemen tot benoeming van een waarnemend burgemeester ter kennis van Onze Minister.
Artikel 7 1 De commissaris ziet toe op een ordelijk verloop van de procedure met betrekking tot de herbenoeming van een burgemeester.
2 Voordat de raad een aanbeveling inzake de herbenoeming van de burgemeester opstelt overlegt hij met de commissaris over het functioneren van de burgemeester.
3 Na de ontvangst van de aanbeveling inzake de herbenoeming van de burgemeester zendt de commissaris deze door naar Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vergezeld van zijn advies daarover. Tevens rapporteert de commissaris over zijn bevindingen met betrekking tot de inhoud en het verloop van de procedure. Daarbij gaat hij in op zijn overleg met de raad.
Artikel 7a 1 De commissaris ziet toe op een ordelijk verloop van de procedure met betrekking tot het ontslag van een burgemeester.
2 De commissaris onderzoekt de mogelijkheid of een gerezen conflict tussen de raad en de burgemeester kan worden opgelost.
3 Ingeval van een mogelijke verstoorde verhouding tussen de burgemeester en de raad adviseert de commissaris op diens verzoek Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter voorbereiding van het oordeel als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, onder b, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters.
4 Na de ontvangst van de aanbeveling inzake het ontslag van de burgemeester zendt de commissaris deze door naar Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vergezeld van zijn advies daarover. Tevens rapporteert de commissaris over zijn bevindingen met betrekking tot de inhoud en het verloop van de procedure. Daarbij gaat hij in op zijn overleg met de raad.
Artikel 7b De commissaris informeert Onze Minister bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in een gemeente en wanneer de bestuurlijke integriteit van een gemeente in het geding is. Hij informeert Onze Minister daarbij tevens over de maatregelen die hij ter zake neemt.
Artikel 8 1 De commissaris zendt een ingekomen voorstel tot verlening van een onderscheiding met zijn advies en het advies van de burgemeester van de woonplaats van de te decoreren persoon aan het Kapittel voor de civiele orden.
2 Een voorstel tot verlening van een onderscheiding aan een burgemeester wordt gedaan door de commissaris. De commissaris zendt het voorstel met zijn advies aan het Kapittel voor de civiele orden.
Artikel 9 Vervallen
Artikel 10 Onverminderd artikel 2, eerste lid, kan de commissaris een ieder belast met bevoegdheden in de openbare dienst in de provincie verzoeken om bericht en raad, voor zover hij dat nodig acht in verband met de hem bij deze instructie opgedragen taken. Aan deze verzoeken dient te worden voldaan.
Artikel 11 De commissaris is belast met de bewaring en de registratie van de door hem verzonden en aan hem gerichte stukken, verband houdend met deze instructie.
Artikel 12 Het koninklijk besluit van 12 januari 1966 tot vaststelling van een nieuwe instructie voor de commissarissen des Konings in de provinciën (Stb. 25), wordt ingetrokken.
Artikel 13 Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 augustus 1994.
Artikel 14 Dit besluit wordt aangehaald als: Ambtsinstructie commissaris van de Koning.