Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)


Hoofdstuk IX

Strafrechtelijke bepalingen

Afdeling 3

Algemene bepalingen van strafvordering

Artikel 77 1 De rechtbanken vonnissen in eerste aanleg over bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten.
2 De vonnissen zijn aan hoger beroep onderworpen, voor zover zij zijn gewezen:
a. ter zake van misdrijven;
b. ter zake van overtredingen ten aanzien van degene die op het tijdstip waarop de vervolging tegen hem is aangevangen, de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.
3 Tegen andere vonnissen kan de verdachte hoger beroep instellen, indien hechtenis als hoofdstraf is opgelegd, een geldboete van € 113 of meer is opgelegd dan wel een verbeurdverklaring is uitgesproken; het openbaar ministerie kan hoger beroep instellen, indien het gelijke straffen heeft gevorderd.

Artikel 78 Ten aanzien van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten worden lichamen voor de toepassing van artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering geacht te wonen, waar zij gevestigd zijn.

Artikel 79 Vervallen

Artikel 80 1 Met het opsporen van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, de ambtenaren van de rijksbelastingdienst belast.
2 In afwijking van de artikel 156 van het Wetboek van Strafvordering worden alle processen-verbaal betreffende bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten ingezonden bij het bestuur van ’s Rijks belastingen. Het bestuur doet de processen-verbaal betreffende strafbare feiten,
a. als bedoeld in de artikelen 22 en 25 van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283), of
b. ter zake waarvan inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis is toegepast dan wel een woning tegen de wil van de bewoner is binnengetreden, met de inbeslaggenomen voorwerpen,
onverwijld toekomen aan de bevoegde officier van justitie.
De overige processen-verbaal doet het bestuur, met de inbeslaggenomen voorwerpen, toekomen aan de officier van justitie, indien het een vervolging of verdere vervolging door deze wenselijk acht.
3 De officier van justitie is bevoegd, de zaak ter afdoening weder in handen van het bestuur van ’s Rijks belastingen te stellen, hetwelk daarmede alsdan kan handelen overeenkomstig artikel 76.
4 Het bepaalde in artikel 148, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering vindt geen toepassing in zaken, waarin het bestuur van ’s Rijks belastingen het proces-verbaal niet aan de officier van justitie heeft doen toekomen.

Artikel 81 De ambtenaren belast met het opsporen van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten, zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van de ingevolge het Wetboek van Strafvordering voor inbeslagneming vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.

Artikel 82 1 In zaken waarin het bestuur van ’s Rijks belastingen het proces-verbaal niet ingevolge het bepaalde in artikel 80, tweede lid, aan de officier van justitie heeft doen toekomen, geldt ten aanzien van het bestuur van ’s Rijks belastingen hetgeen in artikel 116 van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van het openbaar ministerie is bepaald.
2 In de zaken, bedoeld in het vorige lid, wordt bij de toepassing van de artikelen 552a en 552ab van het Wetboek van Strafvordering, alvorens het gerecht ingevolge artikel 552a, zesde lid, onderscheidenlijk artikel 552ab, vierde lid, van dat wetboek een beschikking neemt, ook het bestuur van ’s Rijks belastingen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord en is, in afwijking van het bepaalde in artikel 552d van dat wetboek, niet het openbaar ministerie doch het bestuur van ’s Rijks belastingen bevoegd tot het instellen van beroep in cassatie. De griffier van het gerecht hetwelk in die zaken ingevolge artikel 552a, zesde lid, of artikel 552ab, vierde lid, van dat wetboek een beschikking neemt, deelt deze onverwijld mede aan het bestuur van ’s Rijks belastingen.

Artikel 83 Bij het opsporen van een bij de belastingwet strafbaar gesteld feit hebben de in artikel 80, eerste lid, bedoelde ambtenaren toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zij zijn bevoegd zich door bepaalde door hen aangewezen personen te doen vergezellen.

Artikel 84 Ten dienste van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten kan Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid, ambtenaren van de rijksbelastingdienst aanwijzen, die het contact onderhouden met het openbaar ministerie.

Artikel 85 De griffiers verstrekken aan het bestuur van ’s Rijks belastingen desgevraagd kosteloos afschrift of uittreksel van arresten of vonnissen, in belastingstrafzaken gewezen.

Artikel 86 Met betrekking tot gerechtelijke mededelingen inzake bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten hebben de ambtenaren van de rijksbelastingdienst de bevoegdheden bij het Wetboek van Strafvordering aan ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, toegekend.

Artikel 87 Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen inzake bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten hebben de ambtenaren van de rijksbelastingdienst de bevoegdheid van deurwaarders.

Artikel 88 1 De ambtenaren van de rijksbelastingdienst zijn tevens belast met de opsporing van:
a. de misdrijven omschreven in de artikelen 179 tot en met 182 van het Wetboek van Strafrecht, welke jegens hen zijn begaan;
b. het misdrijf omschreven in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, indien het bevel of de vordering is gedaan krachtens of de handeling is ondernomen ter uitvoering van de belastingwet.
2 De artikelen 152, 153, 156 en 159 van het Wetboek van Strafvordering zijn te dezen op de ambtenaren van overeenkomstige toepassing.