Algemene wet Bestuursrecht (Awb)


Hoofdstuk 3

Algemene bepalingen over besluiten

Afdeling 3.1

Inleidende bepalingen

Artikel 3:1 1 Op besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften:
a. is afdeling 3.2 slechts van toepassing, voor zover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet;
b. zijn de afdelingen 3.6 en 3.7 niet van toepassing.
2 Op andere handelingen van bestuursorganen dan besluiten zijn de afdelingen 3.2 tot en met 3.4 van overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van de handelingen zich daartegen niet verzet.

Afdeling 3.2

Zorgvuldigheid en belangenafweging

Artikel 3:2 Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 3:3 Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.

Artikel 3:4 1 Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2 De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Afdeling 3.3

Advisering

Artikel 3:5 1 In deze afdeling wordt verstaan onder adviseur: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake door een bestuursorgaan te nemen besluiten en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan.
2 Deze afdeling is niet van toepassing op het horen van de Raad van State.

Artikel 3:6 1 Indien aan de adviseur niet reeds bij wettelijk voorschrift een termijn is gesteld, kan het bestuursorgaan aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht. Deze termijn mag niet zodanig kort zijn, dat de adviseur zijn taak niet naar behoren kan vervullen.
2 Indien het advies niet tijdig wordt uitgebracht staat het enkele ontbreken daarvan niet in de weg aan het nemen van het besluit.

Artikel 3:7 1 Het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, stelt aan de adviseur, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.
2 Artikel 5.1 van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:8 In of bij het besluit wordt de adviseur vermeld die advies heeft uitgebracht.

Artikel 3:9 Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

Artikel 3:9a Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing op voorstellen van wet.

Afdeling 3.4

Uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Artikel 3:10 1 Deze afdeling is van toepassing op de voorbereiding van besluiten indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.
2 Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan anders is bepaald, is deze afdeling niet van toepassing op de voorbereiding van een besluit inhoudende de afwijzing van een aanvraag tot intrekking of wijziging van een besluit.
3 Afdeling 4.1.1 is mede van toepassing op andere besluiten dan beschikkingen, indien deze op aanvraag worden genomen en voorbereid overeenkomstig deze afdeling.
4 Indien deze afdeling van toepassing is op de voorbereiding van een besluit is paragraaf 4.1.3.3. niet van toepassing.

Artikel 3:11 1 Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage, met uitzondering van stukken waarvoor bij wettelijk voorschrift mededeling op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze is voorgeschreven.
2 Artikel 5.1 van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing. Indien op grond daarvan bepaalde stukken niet ter inzage worden gelegd, wordt daarvan mededeling gedaan.
3 De stukken liggen ter inzage gedurende de in artikel 3:16, eerste lid, bedoelde termijn.

Artikel 3:12 1 Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in het in artikel 12 van de Bekendmakingswet voor het bestuursorgaan aangewezen publicatieblad op de in dat artikel bepaalde wijze kennis van het ontwerp.
2 In de kennisgeving wordt vermeld:
a. wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;
b. op welke wijze dit kan geschieden;
c. indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

Artikel 3:13 1 Indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, zendt het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2 Artikel 3:12, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:14 1 Het bestuursorgaan vult de ter inzage gelegde stukken aan met nieuwe relevante stukken en gegevens.
2 Artikel 3:11, tweede tot en met derde lid, is van toepassing.

Artikel 3:15 1 Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
2 Bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.
3 Indien het een besluit op aanvraag betreft, stelt het bestuursorgaan de aanvrager zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.
4 Indien het een besluit tot wijziging of intrekking van een besluit betreft, stelt het bestuursorgaan degene tot wie het te wijzigen of in te trekken besluit is gericht zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

Artikel 3:16 1 De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald.
2 De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd en daarvan kennis is gegeven.
3 Op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen zijn de artikelen 6:9, 6:10 en 6:15 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:17 Van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.

Artikel 3:18 1 Indien het een besluit op aanvraag betreft, neemt het bestuursorgaan het besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
2 Indien de aanvraag een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft, kan het bestuursorgaan, alvorens een ontwerp ter inzage te leggen, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag de in het eerste lid bedoelde termijn met een redelijke termijn verlengen. Voordat het bestuursorgaan een besluit tot verlenging neemt, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.
3 In afwijking van het eerste lid neemt het bestuursorgaan het besluit uiterlijk twaalf weken na de terinzagelegging van het ontwerp, indien het een besluit betreft:
a. inzake intrekking van een besluit;
b. inzake wijziging van een besluit en de aanvraag is gedaan door een ander dan degene tot wie het te wijzigen besluit is gericht.
4 Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht, doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, mededeling op de wijze, bedoeld in artikel 3:12, eerste lid. In afwijking van het eerste of derde lid neemt het bestuursorgaan het besluit in dat geval binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.

Afdeling 3.4a

Informatie over samenhangende besluiten

Artikel 3:19 1 Indien er sprake is van besluiten die nodig zijn om een bepaalde activiteit te mogen verrichten of besluiten die strekken tot het vaststellen van een financiële aanspraak met het oog op die activiteit, bevordert het bestuursorgaan dat een aanvrager in kennis wordt gesteld van andere op aanvraag te nemen besluiten waarvan het bestuursorgaan redelijkerwijs kan aannemen dat deze nodig zijn voor de door de aanvrager te verrichten activiteit.
2 Bij de kennisgeving wordt per besluit in ieder geval vermeld:
a. naam en adres van het bestuursorgaan, bevoegd tot het nemen van het besluit;
b. krachtens welk wettelijk voorschrift het besluit wordt genomen.

Afdeling 3.5

Coördinatie van samenhangende besluiten

Artikel 3:20 Deze afdeling is van toepassing op besluiten ten aanzien waarvan dat is bepaald:
a. bij wettelijk voorschrift; of
b. bij besluit van de tot het nemen van die besluiten bevoegde bestuursorganen (coördinatiebesluit).

Artikel 3:21 1 Bij of krachtens het wettelijk voorschrift, bedoeld in artikel 3:20, onderdeel a, of in het coördinatiebesluit wordt een coördinerend bestuursorgaan aangewezen.
2 Indien het in een coördinatiebesluit als coördinerend bestuursorgaan aan te wijzen bestuursorgaan niet bevoegd is tot het nemen van een of meer van de te coördineren besluiten, behoeft de aanwijzing de instemming van dat bestuursorgaan.
3 Indien redelijkerwijs niet valt te verwachten dat toepassing van deze afdeling op een besluit de voortgang van de besluitvorming over de te coördineren besluiten in betekenende mate zal versnellen of dat aan deze toepassing anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden, kan het coördinerend bestuursorgaan besluiten deze afdeling ten aanzien van dat besluit niet, niet verder of later toe te passen.

Artikel 3:22 1 Het coördinerend bestuursorgaan bevordert een doelmatige en samenhangende voorbereiding van besluiten, waarbij de bestuursorganen bij de beoordeling van de aanvragen in ieder geval rekening houden met de onderlinge samenhang tussen de aanvragen en tussen de te nemen besluiten.
2 De bevoegde bestuursorganen verlenen de medewerking die voor het welslagen van de coördinatie nodig is.

Artikel 3:23 1 De besluiten worden zoveel mogelijk gelijktijdig aangevraagd bij het coördinerend bestuursorgaan, met dien verstande dat de laatste aanvraag niet later wordt ingediend dan zes weken na ontvangst van de eerste aanvraag. Het coördinerend bestuursorgaan kan bepalen dat voor het indienen van de aanvragen een andere termijn geldt.
2 Het coördinerend bestuursorgaan zendt terstond na ontvangst van de aanvragen een afschrift daarvan aan de bevoegde bestuursorganen.
3 Indien een aanvraag later dan de termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend, wordt die aanvraag niet betrokken bij de gecoördineerde voorbereiding van de andere besluiten, tenzij het coördinerend bestuursorgaan anders bepaalt.
4 Bij wettelijk voorschrift kan worden bepaald dat de aanvraag om een besluit niet wordt behandeld indien niet tevens de aanvraag om een ander besluit is ingediend.
5 Het coördinerend bestuursorgaan is mede bevoegd tot het indienen van een aanvraag bij het bevoegde bestuursorgaan, indien het besluit waarop de aanvraag betrekking heeft, strekt tot uitvoering van een besluit dat door het coördinerend bestuursorgaan is genomen. De aanvraag kan mede namens een van de andere betrokken bestuursorganen worden ingediend.

Artikel 3:24 Onverminderd artikel 3:23, vierde lid, vangt de termijn voor het nemen van de besluiten, bedoeld in artikel 3:23, eerste lid, aan met ingang van de dag waarop de laatste aanvraag is ontvangen.

Artikel 3:25 1 Indien op de voorbereiding van een van de besluiten afdeling 3.4 van toepassing is, is die afdeling van toepassing op alle besluiten, met inachtneming van het volgende:
a. de ingevolge de artikelen 3:11, 3:14 en 3:44, eerste lid, onderdeel a, vereiste terinzageleggingen geschiedt in ieder geval ten kantore van het coördinerend bestuursorgaan;
b. het coördinerend bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de gelegenheid tot het mondeling naar voren brengen van zienswijzen wordt gegeven met betrekking tot alle ontwerpbesluiten gezamenlijk;
c. zienswijzen worden bij het coördinerend bestuursorgaan naar voren gebracht;
d. indien over een ontwerpbesluit zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder geldt dit eveneens met betrekking tot de andere ontwerpbesluiten;
e. indien een ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van een ander besluit dat geen onderdeel uitmaakt van de coördinatie, kunnen zienswijzen geen betrekking hebben op dat andere besluit;
f. het in de gelegenheid stellen te reageren op naar voren gebrachte zienswijzen geschiedt door het coördinerend bestuursorgaan;
g. de ingevolge die afdeling en afdeling 3.6 vereiste mededelingen, kennisgevingen en toezendingen geschieden door het coördinerend bestuursorgaan;
h. in afwijking van artikel 3:18 worden de besluiten genomen binnen een door het coördinerend bestuursorgaan te bepalen termijn, doch uiterlijk binnen de termijn die geldt voor het besluit met de langste beslistermijn;
i. de dag van terinzagelegging van de besluiten door het coördinerend bestuursorgaan is bepalend voor de aanvang van de beroepstermijn ingevolge artikel 6:8, vierde lid.
2 Indien afdeling 3.4 niet van toepassing is, geschiedt de voorbereiding met toepassing of overeenkomstige toepassing van de onderdelen b tot en met h van het eerste lid.

Artikel 3:26 1 De bevoegde bestuursorganen zenden de door hen genomen besluiten zo spoedig mogelijk toe aan het coördinerend bestuursorgaan.
2 Het coördinerend bestuursorgaan maakt de besluiten gelijktijdig bekend en legt deze, indien tevens terinzagelegging wettelijk is voorgeschreven op grond van afdeling 3.4, gelijktijdig ter inzage.

Artikel 3:27 1 Indien tegen een van de besluiten bezwaar kan worden gemaakt of administratief beroep kan worden ingesteld, geschiedt dit in afwijking van artikel 6:4 door het indienen van het bezwaar- of beroepschrift bij het coördinerend bestuursorgaan. Het coördinerend bestuursorgaan zendt terstond na ontvangst van het bezwaar- of beroepschrift een afschrift daarvan aan het bevoegde bestuursorgaan.
2 Het coördinerend bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de gelegenheid tot het gebruik maken van het recht te worden gehoord wordt gegeven met betrekking tot alle bestreden besluiten gezamenlijk.
3 De bevoegde bestuursorganen zenden de door hen genomen beslissingen op het bezwaar of beroep zo spoedig mogelijk toe aan het coördinerend bestuursorgaan. Het coördinerend bestuursorgaan maakt de beslissingen gelijktijdig bekend en doet de ingevolge artikel 7:12, derde lid, of artikel 7:26, vierde lid, vereiste mededelingen.
4 Een beslissing op een verzoek in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter, bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid, wordt genomen door het coördinerend bestuursorgaan. Onverminderd artikel 7:1a, tweede lid, wijst het coördinerend bestuursorgaan het verzoek in ieder geval af indien tegen een van de andere besluiten een bezwaarschrift is ingediend waarin eenzelfde verzoek ontbreekt.

Artikel 3:28 Voor de mogelijkheid van beroep bij de bestuursrechter worden besluiten die zijn voorbereid met toepassing van deze afdeling aangemerkt als één besluit.

Artikel 3:29 1 Tenzij het tweede lid van toepassing is, staat tegen besluiten die zijn voorbereid met toepassing van deze afdeling beroep open bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waar het coördinerend bestuursorgaan zijn zetel heeft.
2 Tegen besluiten die zijn voorbereid met toepassing van deze afdeling staat beroep open bij:
a. de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien tegen een of meer van de besluiten beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling;
b. het College van Beroep voor het bedrijfsleven, indien tegen een of meer van de besluiten beroep kan worden ingesteld bij het College en onderdeel a niet van toepassing is;
c. de Centrale Raad van Beroep, indien tegen een of meer van de besluiten beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep en de onderdelen a en b niet van toepassing zijn.
3 Indien inzake één van de besluiten die met toepassing van deze afdeling gecoördineerd zijn voorbereid hoger beroep kan worden ingesteld bij:
a. de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, staat inzake alle besluiten hoger beroep open bij de Afdeling;
b. het College van Beroep voor het bedrijfsleven en onderdeel a niet van toepassing is, staat inzake alle besluiten hoger beroep open bij het College;
c. de Centrale Raad van Beroep en de onderdelen a en b niet van toepassing zijn, staat inzake alle besluiten hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.
4 De ingevolge het eerste lid bevoegde rechtbank of de ingevolge het tweede of derde lid bevoegde bestuursrechter kan de behandeling van de beroepen dan wel hoger beroepen verwijzen naar een rechtbank onderscheidenlijk een andere bestuursrechter die voor de behandeling ervan meer geschikt wordt geacht. Artikel 8:13, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:30 Vervallen

Artikel 3:31 Vervallen

Artikel 3:32 Vervallen

Artikel 3:33 Vervallen

Afdeling 3.6

Bekendmaking en mededeling

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:41 1 De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2 Indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.

Artikel 3:42 De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt op de in de artikelen 5 onderscheidenlijk 6 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze.

Artikel 3:43 1 Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht. Aan een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 wordt in ieder geval mededeling gedaan indien van het advies wordt afgeweken.
2 Bij de mededeling van een besluit wordt tevens vermeld wanneer en hoe de bekendmaking ervan heeft plaatsgevonden.

Artikel 3:44 1 Indien bij de voorbereiding van een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht toepassing is gegeven aan afdeling 3.4, wordt kennisgegeven van de terinzagelegging van het besluit en van de op de zaak betrekking hebbende stukken:
a. met overeenkomstige toepassing van de artikelen 3:11 en 3:12, eerste lid, met dien verstande dat de stukken ter inzage liggen totdat de beroepstermijn is verstreken, en
b. door toezending van een exemplaar van het besluit aan degenen die over het ontwerp van het besluit zienswijzen naar voren hebben gebracht.
2 Indien bij de voorbereiding van een besluit dat niet tot een of meer belanghebbenden is gericht toepassing is gegeven aan afdeling 3.4, wordt gelijktijdig met de bekendmaking van het besluit kennisgegeven van de terinzagelegging van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het eerste lid, onderdelen a en b, is van overeenkomstige toepassing.
3 Indien bij de voorbereiding van het besluit toepassing is gegeven aan afdeling 3.4, kan het bestuursorgaan in afwijking van artikel 3:43, eerste lid:
a. indien de omvang van het besluit daartoe aanleiding geeft, volstaan met een ieder van de daar bedoelde personen de strekking van het besluit mee te delen;
b. indien een zienswijze door meer dan vijf personen naar voren is gebracht bij hetzelfde geschrift, volstaan met toezending van een exemplaar aan de vijf personen wier namen en adressen als eerste in dat geschrift zijn vermeld;
c. indien een zienswijze naar voren is gebracht door meer dan vijf personen bij hetzelfde geschrift en de omvang van het besluit daartoe aanleiding geeft, volstaan met het meedelen aan de vijf personen wier namen en adressen als eerste in dat geschrift zijn vermeld, van de strekking van het besluit;
d. indien toezending zou moeten geschieden aan meer dan 250 personen, die toezending achterwege laten.

Artikel 3:45 1 Indien tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld, wordt daarvan bij de bekendmaking en bij de mededeling van het besluit melding gemaakt.
2 Hierbij wordt vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld.

Afdeling 3.7

Motivering

Artikel 3:46 Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.

Artikel 3:47 1 De motivering wordt vermeld bij de bekendmaking van het besluit.
2 Daarbij wordt zo mogelijk vermeld krachtens welk wettelijk voorschrift het besluit wordt genomen.
3 Indien de motivering in verband met de vereiste spoed niet aanstonds bij de bekendmaking van het besluit kan worden vermeld, verstrekt het bestuursorgaan deze binnen een week na de bekendmaking.
4 In dat geval zijn de artikelen 3:41 tot en met 3:43 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:48 1 De vermelding van de motivering kan achterwege blijven indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.
2 Verzoekt een belanghebbende binnen een redelijke termijn om de motivering, dan wordt deze zo spoedig mogelijk verstrekt.

Artikel 3:49 Ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven.

Artikel 3:50 Indien het bestuursorgaan een besluit neemt dat afwijkt van een met het oog daarop krachtens wettelijk voorschrift uitgebracht advies, wordt zulks met de redenen voor de afwijking in de motivering vermeld.