Advocatenwet (Advw)


§ 3

Van de Nederlandse orde van advocaten, van de orden in de arrondissementen, en van haar organen

Afdeling 1

Van de samenstelling en de bevoegdheid

Artikel 17 1 De gezamenlijke advocaten, die in Nederland zijn ingeschreven, vormen de Nederlandse orde van advocaten. Zij is gevestigd te 's-Gravenhage. Zij is een publiekrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet.
2 De gezamenlijke advocaten die kantoor houden in een zelfde arrondissement, vormen de orde van advocaten in het arrondissement.
3 De Nederlandse orde van advocaten en de orden zijn rechtspersonen.

Artikel 17a 1 De Nederlandse orde van advocaten kent de volgende organen:
a. de algemene raad, bedoeld in artikel 18, eerste lid;
b. de deken van de algemene raad, bedoeld in artikel 18, eerste lid;
c. het college van afgevaardigden, bedoeld in artikel 19, eerste lid;
d. de raad van advies, bedoeld in artikel 32a, eerste lid; en
e. het college van toezicht, bedoeld in artikel 36a, eerste lid.
2 De orde van advocaten in een arrondissement kent de volgende organen:
a. de raad, bedoeld in artikel 22, eerste lid;
b. de deken, bedoeld in artikel 22, tweede lid; en
c. de jaarlijkse vergadering van de orde, bedoeld in artikel 22, tweede lid.

Artikel 18 1 Aan het hoofd van de Nederlandse orde van advocaten staat een algemene raad, bestaande uit tenminste vijf en ten hoogste negen leden, onder wie de deken. Het aantal leden van de raad wordt nader bepaald door het in artikel 19, eerste lid, bedoelde college van afgevaardigden.
2 De deken wordt bij ontstentenis of verhindering vervangen door een lid van de algemene raad, daartoe door die raad aangewezen.

Artikel 19 1 De deken en de overige leden van de algemene raad worden gekozen door een college van afgevaardigden. Het college van afgevaardigden komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.
2 De vergaderingen van het college van afgevaardigden zijn openbaar. Er wordt met gesloten deuren vergaderd indien de voorzitter, de aard van het te behandelen onderwerp in aanmerking genomen, zulks nodig oordeelt of indien de meerderheid van de aanwezige leden daarom verzoekt.
3 Het lidmaatschap van de algemene raad is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het college van afgevaardigden.
4 Jaarlijks treden twee leden volgens een door de algemene raad vast te stellen rooster af.
5 In vacatures die tussentijds ontstaan voorziet het college van afgevaardigden zo spoedig mogelijk, zo nodig in een buitengewone vergadering.
6 Niemand kan langer dan negen jaren in het geheel, als deken of als lid, deel uitmaken van de algemene raad.

Artikel 20 1 De afgevaardigden en hun plaatsvervangers worden voor de tijd van drie jaren gekozen in vergaderingen van de orden in de arrondissementen. Zij zijn herkiesbaar.
2 De aantallen afgevaardigden en plaatsvervangers bedragen:
a. voor de orden, bestaande uit minder dan 1.500 advocaten: vier afgevaardigden en drie plaatsvervangers;
b. voor de orden, bestaande uit 1.500 advocaten of meer, doch minder dan 3.000: zes afgevaardigden en drie plaatsvervangers; en
c. voor de orden, bestaande uit 3.000 advocaten of meer: acht afgevaardigden en drie plaatsvervangers.
3 Voor de toepassing van het tweede lid is beslissend het aantal advocaten dat in een arrondissement kantoor houdt op de eerste werkdag vóór de verkiezing als bedoeld in het eerste lid.
4 De hoedanigheid van afgevaardigde of plaatsvervanger is niet verenigbaar met het lidmaatschap van de raad van de orde in een arrondissement, een dienstverband bij de Nederlandse orde van advocaten of een dienstverband bij een orde in een arrondissement.
5 De plaatsvervangers treden op in volgorde van verkiezing.
6 Bij gebleken behoefte kan in vacatures onmiddellijk worden voorzien.
7 De secretaris van de algemene raad treedt op als secretaris van de vergadering van het college van afgevaardigden.

Artikel 21 Bij verhindering van een afgevaardigde, een vergadering van het college van afgevaardigden bij te wonen, geeft hij daarvan onverwijld kennis aan de in artikel 20, vijfde lid, aangewezen plaatsvervanger.

Artikel 22 1 De orde in het arrondissement wordt bestuurd door een raad die bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste elf leden, onder wie de deken. Het aantal leden van de raad wordt nader bepaald in het huishoudelijk reglement van de orde.
2 De deken en de overige leden van de raad worden uit de leden van de orde gekozen in de jaarlijkse vergadering van de orde.
3 Jaarlijks treden twee leden volgens een door de raad vast te stellen rooster af. De deken is herkiesbaar. Een lid van de raad kan steeds tot deken gekozen worden. De leden van de raad zijn niet herkiesbaar, tenzij het huishoudelijk reglement anders bepaalt.
4 Bij gebleken behoefte kan in vacatures onmiddellijk worden voorzien.

Artikel 23 1 De deken wordt bij ontstentenis of verhindering vervangen door een lid van de raad van de orde in het arrondissement, daartoe door die raad aangewezen.
2 De raad wijst uit zijn midden een secretaris en een penningmeester aan.

Artikel 24 1 Als leden van de algemene raad, van het college van afgevaardigden en van de raden van de orden in de arrondissementen zijn slechts verkiesbaar advocaten en degenen die overeenkomstig artikel 16h zijn ingeschreven voorzover zij de ouderdom van zeventig jaren nog niet hebben bereikt. Na het bereiken van die leeftijd treden zij af met ingang van de eerstvolgende maand.
2 Bij huishoudelijk reglement van de orde in het arrondissement kan worden bepaald dat als lid van de raad slechts advocaten of degenen die overeenkomstig artikel 16h zijn ingeschreven verkiesbaar zijn, die tenminste gedurende een bepaalde tijd, drie jaren niet te boven gaande, als zodanig zijn ingeschreven.

Artikel 25 De vergadering der Nederlandse orde van advocaten beraadslaagt over onderwerpen, die voor advocaten en rechtzoekenden van belang zijn.

Artikel 26 1 De algemene raad is verantwoordelijk voor het uitvoeren van kwaliteitstoetsen bij advocaten. De kwaliteitstoetsen worden verricht door deskundigen die zijn aangewezen door de algemene raad.
2 Op het verrichten van de kwaliteitstoetsen en de krachtens het eerste lid aangewezen deskundigen zijn de artikelen 5:12, 5:13, 5:14, 5:15, eerste en derde lid, 5:16, 5:17 en 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Bij het opdragen van een kwaliteitstoets bepaalt de algemene raad over welke bevoegdheden als bedoeld in de eerste volzin de aangewezen deskundigen beschikken.
3 Bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming kunnen worden verwerkt door de krachtens het eerste lid aangewezen deskundigen, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de doelmatige en doeltreffende uitvoering van kwaliteitstoetsen.
4 Ten behoeve van het verrichten van de kwaliteitstoetsen door de aangewezen deskundigen, bedoeld in het eerste lid, zijn de advocaat, zijn medewerkers en personeel, alsmede andere personen die betrokken zijn bij de beroepsuitoefening, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 11a. In dat geval geldt voor de betrokken aangewezen deskundigen een geheimhoudingsplicht, gelijk aan die bedoeld in artikel 11a, en is artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
5 Bij of krachtens verordening als bedoeld in artikel 28, eerste lid, worden nadere regels gesteld betreffende het verrichten van de kwaliteitstoetsen.

Artikel 27 De algemene raad vertegenwoordigt de Nederlandse advocaten overal, waar daartoe aanleiding bestaat, ook indien het belang der Nederlandse orde daarbij niet rechtstreeks betrokken is.

Artikel 28 1 Het college van afgevaardigden stelt verordeningen vast in het belang van de goede uitoefening van de praktijk, alsmede ter waarborging van de eisen die op grond van artikel 10a daaraan worden gesteld.
2 Het college van afgevaardigden stelt bij of krachtens verordening voorts regels betreffende:
a. de eisen ter bevordering van de vakbekwaamheid van advocaten en de kwaliteit van de beroepsuitoefening;
b. de verplichte aansluiting bij een klachten- en geschillenregeling, waaronder de verplichte aansluiting bij een regeling waarbij sprake is van een overeenkomst tot arbitrage, bedoeld in artikel 1020 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of van een vaststellingsovereenkomst, bedoeld in artikel 900 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, op grond waarvan geschillen omtrent de hoogte van een declaratie worden afgedaan;
c. een behoorlijke inrichting van de administratie van praktijkvoering voor advocaten;
d. de verzekering ter zake van het risico van de beroepsaansprakelijkheid van advocaten;
e. de huishouding en de organisatie van de Nederlandse orde van advocaten; en
f. de doorberekening van de kosten die de Nederlandse orde van advocaten maakt in verband met de uitoefening van tuchtrechtspraak aan haar leden.
3 voorstellen voor verordeningen worden aan het college van afgevaardigden gedaan door de algemene raad of door tenminste vijf afgevaardigden. Voordat de algemene raad een voorstel bij het college van afgevaardigden indient, kan het de raden van de orden in de arrondissementen uitnodigen hun oordeel kenbaar te maken.
4 Verordeningen worden na vaststelling onverwijld medegedeeld aan Onze Minister voor Rechtsbescherming en gepubliceerd in de Staatscourant.
5 Het college van afgevaardigden stelt geen verordeningen vast met betrekking tot de uitoefening door de deken van de orde in het arrondissement van het in artikel 45a, eerste lid, artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en artikel 14, tweede lid, onderdeel b, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening bedoelde toezicht of met betrekking tot de uitoefening door het college van toezicht van de in paragraaf 3a bedoelde taken en bevoegdheden.

Artikel 29 1 De verordeningen zijn verbindend voor:
a. advocaten, ingeschreven op het tableau, bedoeld in artikel 1, eerste lid;
b. bezoekende advocaten volgens het bepaalde in de artikelen 16d, tweede lid, en 16f; en
c. rechtspersonen of samenwerkingsverbanden waarbinnen de in de onderdelen a en b bedoelde personen werkzaam zijn en die uitsluitend de rechtspraktijk uitoefenen of doen uitoefenen door advocaten dan wel door advocaten en andere beroepsbeoefenaren.
2 Zij mogen geen bepalingen inhouden omtrent punten, waarin door of krachtens de wet is voorzien, noch treden in aangelegenheden, die zich tengevolge van het uiteenlopen der omstandigheden in de arrondissementen niet lenen voor algemene voorzieningen.
3 De bepalingen van verordeningen, in welker onderwerp door of krachtens de wet wordt voorzien, houden van rechtswege op te gelden.

Artikel 30 1 Besluiten van het college van afgevaardigden, van de algemene raad of van andere organen van de Nederlandse orde van advocaten, met uitzondering van besluiten van het college van toezicht, bedoeld in artikel 36a, eerste lid, en besluiten van de deken van de algemene raad, bedoeld in artikel 45b, kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd.
2 De schorsing of vernietiging geschiedt binnen zes maanden na de in artikel 28, vierde lid, bedoelde mededeling of, wanneer het een besluit van de algemene raad of van een ander orgaan van de Nederlandse orde van advocaten betreft, binnen zes maanden nadat het besluit ter kennis van Onze Minister voor Rechtsbescherming is gekomen.

Artikel 31 1 De algemene raad vertegenwoordigt de Nederlandse orde van advocaten, in en buiten rechte, onverminderd het bepaalde in artikel 36a, vijfde lid.
2 De raden van de orden in de arrondissementen vertegenwoordigen de orden, in en buiten rechte.

Artikel 32 1 De algemene raad en de raden van de orden in de arrondissementen besturen de Nederlandse orde van advocaten, onderscheidenlijk de orden in de arrondissementen, en zijn gerechtigd tot het verrichten van daden van beheer en beschikking met betrekking tot haar vermogen.
2 Het college van afgevaardigden en de vergadering der orde in het arrondissement stellen jaarlijks de bedragen vast, die de leden ter dekking van de door de Nederlandse orde van advocaten, onderscheidenlijk door de orde te maken kosten moeten bijdragen.
3 De algemene raad en de raden doen jaarlijks rekening en verantwoording van hun geldelijk beheer. Deze rekening en verantwoording wordt onderzocht door een commissie van drie leden, door het college van afgevaardigden, onderscheidenlijk de orde, uit hun midden aan te wijzen. De commissie brengt verslag uit aan het college onderscheidenlijk de orde. Goedkeuring van de rekening door het college van afgevaardigden, onderscheidenlijk de orde, strekt de algemene raad, onderscheidenlijk de raad, tot décharge.
4 Jaarlijks wordt door de algemene raad en de raden een verslag betreffende het afgelopen jaar uitgebracht en in de vergadering van het college van afgevaardigden, onderscheidenlijk van de orde, ter bespreking gesteld.
5 In het verslag, bedoeld in het vierde lid, wordt tevens verslag gedaan over de stand van de beroepsuitoefening door advocaten en over de afhandeling van geschillen tussen advocaten en cliënten.

Artikel 32a 1 Er is een raad van advies, bestaande uit vijf of zeven leden, de voorzitter daaronder begrepen. De raad van advies bestaat in meerderheid uit leden die geen advocaat zijn.
2 Alvorens een voorstel voor een verordening als bedoeld in artikel 28, eerste lid en tweede lid, onderdelen a tot en met d, bij het college van afgevaardigden wordt ingediend, wordt het ontwerp voor advies aan de raad van advies voorgelegd.
3 De raad van advies kan besluiten af te zien van advisering. Indien een advies is uitgebracht, wordt dit overgelegd bij het indienen van het voorstel bij het college van afgevaardigden.
4 Het lidmaatschap van de raad van advies is niet verenigbaar met het lidmaatschap van enig ander orgaan van de Nederlandse orde van advocaten, of van de orden in de arrondissementen, uitgezonderd de jaarlijkse vergadering van de orde, bedoeld in artikel 22, tweede lid.
5 Bij verordening worden regels vastgesteld over de samenstelling en de inrichting van de raad van advies. Bij verordening kan de adviestaak van de raad van advies worden uitgebreid.

Artikel 33 De algemene raad houdt het bureau van de Nederlandse orde van advocaten in stand en geeft door middel daarvan voorlichting ten aanzien van al die onderwerpen, waarvan de wetenschap voor de advocaat van belang is, streeft de eenheid van beroepsgenoten na en bevordert de behandeling van wetenschappelijke en praktische vraagstukken in algemene vergaderingen van advocaten.

Artikel 34 1 De algemene raad wijst zijn secretaris aan.
2 De secretaris van de algemene raad heeft de leiding van het bureau van de Nederlandse orde van advocaten. De secretaris kan geen lid van de algemene raad zijn. De algemene raad voorziet in zijn vervanging bij verhindering of afwezigheid.

Artikel 35 1 De deken, bedoeld in artikel 22, tweede lid, licht de advocaten voor over al hetgeen verband houdt met de praktijkuitoefening.
2 De deken kan bemiddeling verlenen tot het bijleggen van geschillen tussen advocaten onderling.
3 De deken informeert een ieder over de mogelijkheid tot klacht- en geschillenbeslechting en de mogelijkheid voor partijen om zich tot de rechter te wenden. Zo nodig verwijst de deken door naar andere instanties.
4 De deken houdt toezicht op advocaten overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3a.

Artikel 36 De organen van de Nederlandse orde van advocaten en van de orden in de arrondissementen kunnen huishoudelijke reglementen opstellen.

Afdeling 1a

Het college van toezicht

Artikel 36a 1 Er is een college van toezicht dat bestaat uit drie leden, waaronder de deken van de algemene raad, die tevens voorzitter is.
2 Met uitzondering van de deken van de algemene raad, worden de leden benoemd bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming. Een voordracht voor benoeming wordt niet gedaan dan op aanbeveling van de algemene raad. Daartoe maakt de algemene raad voor iedere vacature in het college een lijst van aanbeveling van zo mogelijk drie kandidaten op. Het college van afgevaardigden kan de algemene raad adviseren inzake de lijst van aanbeveling. De algemene raad zendt de lijst van aanbeveling, vergezeld van een op iedere kandidaat betrekking hebbende verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, en eventueel vergezeld van het advies van het college van afgevaardigden aan Onze Minister voor Rechtsbescherming. Een in de aanbeveling opgenomen kandidaat kan uitsluitend wegens zwaarwegende en te motiveren gronden worden geweigerd door Onze Minister voor Rechtsbescherming.
3 De in het tweede lid bedoelde leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluitend eenmaal opnieuw worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren.
4 De in het tweede lid bedoelde leden ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden alsmede voor hun reis- en verblijfkosten, vast te stellen bij besluit van de algemene raad. Het college van afgevaardigden kan bij of krachtens verordening als bedoeld in artikel 28 nadere regels stellen over de vergoeding.
5 Het college wordt ondersteund door een secretaris. De secretaris wordt benoemd en ontslagen door het college. Hij is voor zijn werkzaamheden uitsluitend verantwoording verschuldigd aan het college. Bij of krachtens verordening als bedoeld in artikel 28 kunnen ten aanzien van de secretaris algemene regels van rechtspositionele aard worden gesteld.
6 Onze Minister voor Rechtsbescherming kan een besluit van de algemene raad als bedoeld in het vierde lid, vernietigen wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
7 Aan de besluitvorming door de algemene raad, bedoeld in het tweede lid, wordt niet deelgenomen door de deken.

Artikel 36b 1 De in artikel 36a, tweede lid, bedoelde leden van het college van toezicht kunnen niet tevens advocaat zijn.
2 De in artikel 36a, tweede lid, bedoelde leden kunnen niet tevens:
a. lid of medewerker zijn van een ander orgaan van de Nederlandse orde van advocaten of van een orgaan van de orden in de arrondissementen;
b. voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, lid, plaatsvervangend lid of griffier zijn van een raad van discipline of het hof van discipline;
c. het lidmaatschap bekleden van publiekrechtelijke colleges waarvoor de keuze geschiedt krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen;
d. een openbare betrekking bekleden waaraan een vaste beloning of toelage is verbonden; of
e. het lidmaatschap bekleden van vaste colleges van advies en bijstand aan de Regering.
3 Een lid van het college vervult geen nevenfuncties die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie, of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.
4 Nevenfuncties van een lid worden openbaar gemaakt door het ter inzage leggen van een opgave daarvan bij het bureau van het college.
5 Onder het tweede lid, onderdeel d, worden niet begrepen betrekkingen bij een instelling als bedoeld in artikel 1.1., onderdeel f, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
6 Onder het tweede lid, onderdelen d en e, worden niet begrepen de leden van de Raad van State, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst die uitsluitend in de Afdeling advisering van de Raad van State zijn benoemd.

Artikel 36c 1 Voor zover het betreft de in artikel 36a, tweede lid, bedoelde leden, eindigt het lidmaatschap van het college van toezicht:
a. door het verstrijken van de periode waarvoor het lid is benoemd;
b. door ontslag op eigen verzoek bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming, gehoord de algemene raad;
c. door het overlijden van het lid; en
d. door ontslag als bedoeld in het vijfde of zesde lid.
2 Het hof van discipline schorst op verzoek van Onze Minister voor Rechtsbescherming, gehoord de algemene raad, een lid van het college, indien en voor zolang:
a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;
b. hij bij nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld tot een vrijheidsstraf dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft.
3 Het hof van discipline kan op verzoek van Onze Minister voor Rechtsbescherming, gehoord de algemene raad, een lid van het college schorsen, indien:
a. tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf is ingesteld; of
b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld tot een andere straf dan een vrijheidsstraf;
c. aan hem een nog niet onherroepelijke strafbeschikking is opgelegd wegens het plegen van een misdrijf;
d. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld; of
e. er een ander ernstig vermoeden is voor het bestaan van feiten of omstandigheden die tot ontslag zouden kunnen leiden.
4 Het hof van discipline beëindigt desgevraagd of ambtshalve een schorsing als bedoeld in het tweede of derde lid, wanneer de grond hiervoor is vervallen.
5 Het hof van discipline kan op verzoek van Onze Minister voor Rechtsbescherming, gehoord de algemene raad, een lid van het college ontslaan, indien:
a. bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
b. aan hem een onherroepelijke strafbeschikking is opgelegd wegens het plegen van een misdrijf; of
c. hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld.
6 Het hof van discipline kan op verzoek van Onze Minister voor Rechtsbescherming, gehoord de algemene raad, een in artikel 36a, tweede lid, bedoeld lid van het college ontslaan wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen.
7 Tegen een beslissing van het hof van discipline op grond van dit artikel kan door een belanghebbende overeenkomstig artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
8 Bij de toepassing van het tweede tot en met zesde lid maakt de deken geen deel uit van de algemene raad.

Afdeling 2

Van de vergaderingen

Artikel 37 1 De deken van de algemene raad onderscheidenlijk de deken van de orde in het arrondissement roept een vergadering bijeen zo vaak hij zulks nodig oordeelt en steeds indien voor de Nederlandse orde van advocaten ten minste vijftig leden, voor de algemene raad of voor een raad van de orde in het arrondissement ten minste twee leden, voor het college van afgevaardigden ten minste vier leden en voor een orde ten minste zes leden zulks schriftelijk verzoeken.
2 De deken en de overige leden van de algemene raad hebben toegang tot de vergaderingen van het college van afgevaardigden.

Artikel 38 1 In de vergaderingen bekleedt de deken van de algemene raad onderscheidenlijk de deken van de orde in het arrondissement het voorzitterschap.
2 In de vergaderingen van de raad en van de orde in het arrondissement heeft de deken bij staken der stemmen een beslissende stem.

Artikel 39 1 Een behoorlijk bijeengeroepen vergadering wordt gehouden ongeacht het aantal aanwezige leden.
2 Een vergadering van de algemene raad wordt evenwel niet gehouden wanneer niet ten minste vijf leden, en een vergadering van het college van afgevaardigden niet wanneer niet meer dan de helft van het aantal afgevaardigden of hun plaatsvervangers is opgekomen.
3 Wanneer in een vergadering van het college van afgevaardigden het vereiste aantal afgevaardigden of plaatsvervangers niet is opgekomen, wordt een nieuwe vergadering belegd. Deze vergadering wordt gehouden ongeacht het aantal afgevaardigden of plaatsvervangers, dat is opgekomen.

Artikel 40 1 In de vergadering der orde in het arrondissement zijn alle leden stemgerechtigd. Tevens zijn stemgerechtigd degenen die zich overeenkomstig artikel 16h hebben laten inschrijven.
2 Iedere stemgerechtigde brengt één stem uit.

Artikel 41 1 Over alle zaken wordt hoofdelijk gestemd.
2 Bij het doen van keuzen van personen wordt gestemd bij gesloten en ongetekende briefjes.
3 Indien bij het nemen van een besluit over een zaak door geen der aanwezigen stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

Artikel 42 1 In een vergadering van de algemene raad is een stemming nietig, indien niet ten minste vijf leden daaraan hebben deelgenomen.
2 In een vergadering van het college van afgevaardigden is een stemming nietig, indien niet meer dan de helft van het aantal afgevaardigden of plaatsvervangers, dat zitting heeft, daaraan heeft deelgenomen.
3 Bij het doen van keuzen van personen worden afgevaardigden of hun plaatsvervangers, die niet of niet behoorlijk ingevulde briefjes ingeleverd hebben, voor de toepassing van dit artikel geacht aan de stemming te hebben deelgenomen.
4 Een stemming is geldig ongeacht het aantal afgevaardigden of hun plaatsvervangers, dat eraan heeft deelgenomen, ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, ten aanzien waarvan in een vroegere vergadering een stemming op grond van het bepaalde in het tweede lid nietig was.

Artikel 43 1 Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van de leden, die aan de stemming hebben deelgenomen.
2 Bij het doen van keuzen van personen worden de leden, die niet of niet behoorlijk ingevulde briefjes ingeleverd hebben, voor de toepassing van dit artikel geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

Artikel 44 1 Bij staking van stemmen over zaken wordt, behoudens het bepaalde in artikel 38, tweede lid, het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.
2 In deze, en evenzo in een voltallige vergadering wordt, behoudens het bepaalde in artikel 38, tweede lid, bij staken der stemmen over zaken het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 45 1 Bij de stemming over personen treden in de vergaderingen twee door de voorzitter aan te wijzen leden als stemopnemers op.
2 De stemopnemers onderzoeken, of het aantal briefjes gelijk is aan dat der tegenwoordig zijnde leden.
3 Er vinden net zoveel afzonderlijke stemmingen plaats als personen te kiezen zijn. De stemming over de deken van de algemene raad of van een deken van een orde in het arrondissement vindt als eerste plaats.
4 In geval van twijfel over de inhoud van een briefje beslist de voorzitter.
5 Een verkregen meerderheid van stemmen geldt niet, wanneer de vergadering beslist, dat daarop een tussen het aantal der briefjes en dat der aanwezigen bestaand verschil van invloed heeft kunnen zijn.
6 Wanneer niemand bij de eerste stemming de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede vrije stemming overgegaan.
7 Is ook bij deze geen volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt de stemming bepaald tot de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen, of, zijn de meeste stemmen tussen meerdere personen verdeeld, tot allen die aldus de meeste stemmen hebben erlangd.
8 Indien ook hierdoor geen meerderheid van stemmen is verkregen, wordt een vierde stemming gehouden over twee personen die bij de derde stemming de meeste stemmen hebben erlangd.
9 Indien bij de derde of de vierde stemming twee of meer personen hetzelfde aantal stemmen hebben verkregen, beslist het lot.