Ziektewet (ZW)


Artikel 104 1 In afwijking van het in de artikelen 29, vijfde lid, en 76a, derde en achtste lid, genoemde tijdvak van 6 weken, geldt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip een tijdvak van dertien weken voor de werknemer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt.
2 Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor de datum waarop de werknemer de in het eerste lid bedoelde leeftijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum voor de toepassing van artikel 76a, derde en achtste lid, de in het eerste lid genoemde tijdvak, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan 104 weken.
3 Indien de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor het op grond van het eerste lid vast te stellen tijdstip blijft het in het eerste lid genoemde tijdvak van dertien weken gelden.
4 Het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, wordt niet eerder vastgesteld, dan nadat:
a. Onze Minister een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd (Kamerstukken 34 073) in de praktijk gedurende de eerste twee jaren na inwerkingtreding van die wet, aan de beide kamers der Staten-Generaal heeft gezonden; en
b. acht weken zijn verstreken nadat het voornemen tot het vaststellen van dat tijdstip is meegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-01-2023 wijziging Stb 2022 543 (pdf) 36216 MvT (web) MvT (pdf)
01-01-2018 wijziging Stb 2017 484 (pdf) 34766 MvT (web) MvT (pdf)
01-01-2016 wijziging Stb 2015 464 (pdf) 34273 MvT (web) MvT (pdf)