Woningwet (Wonw)


Hoofdstuk VI

Bestuursrechtelijke handhaving

Artikel 89 Vervallen

Artikel 90 Vervallen

Artikel 91 Vervallen

Artikel 92 1 Onze Minister draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk II.
2 Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk II.
3 Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk III. Hierbij is artikel 18.4a van de Omgevingswet van toepassing.
4 De toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw, bedoeld in artikel 7ak, eerste lid, is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de artikelen 7ac tot en met 7ah.

Artikel 92a Vervallen

Artikel 93 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
2 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de hoofdstukken IIIA en IV bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen bij de autoriteit werkzame ambtenaren.
3 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de hoofdstukken II en V tot en met IX bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
4 In afwijking van het derde lid zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7ac en 7ah belast de bij besluit van de toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw, bedoeld in artikel 7ak, eerste lid, aangewezen ambtenaren die deel uitmaken van het personeel, bedoeld in artikel 7am.
5 Van een besluit als bedoeld in het tweede tot en met vierde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
6 De ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving ter zake van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken II en III, met uitzondering van de ambtenaren, bedoeld in het vierde lid, zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 93a 1 De toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 93, derde lid, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020 met betrekking tot bouwproducten.
2 Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3 Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4 De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.

Artikel 93b 1 De toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 93, derde lid, zijn bevoegd om, ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, bouwproducten te verkrijgen en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2 De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar het bouwproduct is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen van het bouwproduct zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van het bouwproduct is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.

Artikel 93c 1 Ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van verordening (EU) 2019/1020, gevormd door een bouwproduct, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2 Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3 Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4 Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5 Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6 Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7 Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
8 Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen aan degene die handelt in strijd met het derde lid.

Artikel 93d Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover een toezichthoudende ambtenaar, bedoeld in artikel 93, derde lid, bijstand verleent aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU) 2019/1020 uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.

Artikel 94 Vervallen

Artikel 95 1 Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking zendt het college van burgemeester en wethouders aan de inspecteur een afschrift van elke verordening, elk besluit of elk aan de raad overlegd verslag, de volkshuisvesting betreffende. De financiƫle gevolgen van het zenden van die afschriften worden niet gecompenseerd.
2 Het college van burgemeester en wethouders geeft aan de inspecteur alle door deze verlangde inlichtingen omtrent de naleving van de wetten en de krachtens die wetten gegeven voorschriften op het gebied van de volkshuisvesting.

Artikel 96 Vervallen

Artikel 97 Vervallen

Artikel 98 Vervallen

Artikel 99 Vervallen

Artikel 100 Vervallen

Artikel 100a Vervallen

Artikel 100aa Vervallen

Artikel 100ab Vervallen

Artikel 100b Vervallen

Artikel 100ba Vervallen

Artikel 100c Vervallen

Artikel 100d Vervallen

Artikel 100e Vervallen