Artikel 7 1 Onze Minister kan op verzoek van een aanvrager om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, eerste lid, gegeven voorschriften omtrent bouwen, met dien verstande dat, indien het verzoek betrekking heeft op voorschriften als bedoeld in artikel 5, hij de ontheffing slechts kan verlenen in overeenstemming met het bij of krachtens de desbetreffende wet daartoe bevoegd verklaarde gezag.
2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring van het bevoegd gezag, dat het de desbetreffende omgevingsvergunning zal verlenen indien ontheffing als bedoeld in dat lid, is verkregen.
3 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, mogen slechts voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de belangen, waarop de voorschriften, waarvan ontheffing wordt verleend, het oog hebben.
4 Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de beslissing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, doet Onze Minister daarvan mededeling aan het bevoegd gezag.
5 De verlening van de verklaring, bedoeld in het tweede lid, en de verlening van ontheffing, bedoeld in het eerste lid, worden geacht voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht deel uit te maken van de beschikking waarop zij betrekking hebben.
6 In een geval als bedoeld in het eerste lid, dat betrekking heeft op een tunnel in het trans-Europese wegennet die langer is dan 500 meter kan Onze Minister de in het eerste lid bedoelde ontheffing slechts verlenen indien dat noodzakelijk is voor het toepassen van innovatieve veiligheidsvoorzieningen of innovatieve veiligheidsprocedures, en de in artikel 14 van richtlijn nr. 2004/54/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PbEU L 167, gerectificeerd in PbEU L 201) voorgeschreven procedure is doorlopen en op grond daarvan van rechtswege toestemming is verkregen of door de Europese Commissie toestemming is verleend.
7 In een geval als bedoeld in het zesde lid verzoekt de tunnelbeheerder, bedoeld in de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels, aan Onze Minister om de ontheffing als bedoeld in het eerste lid niet te verlenen dan nadat het voornemen daartoe aan de Europese Commissie is voorgelegd.
8 Het eerste, derde, vierde, zesde en zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing indien voor het bouwen op grond van artikel 2.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
vervallen | Stb 2020 172 (pdf) | 34986 | MvT (web) MvT (pdf) | |
Stb 2019 383 (pdf) | 35022 | MvT (web) MvT (pdf) | ||
01-04-2012 | wijziging | Stb 2009 324 (pdf) | 31722 | MvT (web) MvT (pdf) |
Stb 2010 187 (pdf) | 32277 | MvT (web) MvT (pdf) | ||
01-10-2010 | wijziging | Stb 2010 142 (pdf) | 31953 | MvT (web) MvT (pdf) |
25-05-2006 | wijziging | Stb 2006 134 (pdf) | 30209 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-2003 | wijziging | Stb 2001 518 (pdf) | 26734 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-1994 | wijziging | Stb 1993 650 (pdf) | 22495 | MvT (pdf) |
01-01-1994 | wijziging | Stb 1992 423 (pdf) | 22320 | MvT (pdf) |
01-10-1992 | nieuwe-regeling | Stb 1991 439 (pdf) | 20066 | MvT (pdf) |