Wetboek van Strafvordering (Sv)
Artikel 286 1 De voorzitter ondervraagt de verdachte.
2 Is er meer dan één verdachte, dan bepaalt de voorzitter in welke volgorde de verdachten worden ondervraagd.
3 De voorzitter kan bepalen dat de verdachte buiten tegenwoordigheid van een of meer medeverdachten of getuigen zal worden ondervraagd.
4 Gedurende de verdere loop van het onderzoek kunnen aan de verdachte door de voorzitter, de rechters, de officier van justitie, de raadsman en de medeverdachte vragen worden gesteld.
5 Artikel 293 is van overeenkomstige toepassing.
6 Bij het verhoor van de verdachte wordt zo veel mogelijk onderzocht, of zijn verklaring op eigen wetenschap berust.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-02-1998 | wijziging | Stb 1998 33 (pdf) | 24692 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-1926 | wijziging | Stb 1925 343 | ||
01-01-1926 | nieuwe-regeling | Stb 1921 14 |