Wetboek van Strafvordering (Sv)


Artikel 126ff 1 De opsporingsambtenaar die handelt ter uitvoering van een bevel als omschreven in de titels IVa tot en met V en Vb, is verplicht van de hem in de wet verleende inbeslagnemingsbevoegdheden gebruik te maken, indien hij door de uitvoering van het bevel de vindplaats weet van voorwerpen waarvan het aanwezig hebben of voorhanden hebben ingevolge de wet verboden is vanwege hun schadelijkheid voor de volksgezondheid of hun gevaar voor de veiligheid. De inbeslagneming mag slechts in het belang van het onderzoek worden uitgesteld met het oogmerk om op een later tijdstip daartoe over te gaan.
2 De verplichting tot inbeslagneming, bedoeld in het eerste lid, geldt niet in het geval de officier van justitie op grond van een zwaarwegend opsporingsbelang anders beveelt.
3 Een bevel als omschreven in het tweede lid is schriftelijk en vermeldt:
a. de voorwerpen waar het betrekking op heeft,
b. het zwaarwegend opsporingsbelang en
c. het tijdstip waarop of de periode gedurende welke de verplichting tot inbeslagneming niet geldt.
4 Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de opsporingsambtenaar of de officier van justitie door de toepassing van een bevoegdheid als omschreven in titel Va of titel Vc de vindplaats weet van voorwerpen als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-02-2007 wijziging Stb 2006 580 (pdf) 30164 MvT (web) MvT (pdf)
01-06-2000 wijziging Stb 2000 204 (pdf) 26706 MvT (web) MvT (pdf)
01-02-2000 nieuw Stb 1999 245 (pdf) 25403 MvT (web) MvT (pdf)