Artikel 38p 1 De rechter kan bepalen dat de maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd.
2 De rechter die bepaalt dat de door hem opgelegde maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd stelt daarbij een proeftijd vast van ten hoogste drie jaren.
3 Bij de toepassing van het eerste lid geldt als algemene voorwaarde dat:
a. de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden, bedoeld in het vierde lid, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
4 De rechter stelt ter bescherming van de veiligheid van personen of goederen voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde. De rechter kan een krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen reclasseringsinstelling opdracht geven de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
5 Een voorwaarde als bedoeld in het vierde lid kan inhouden dat de veroordeelde zich ambulant of intramuraal laat behandelen. Opname in een inrichting vindt in dit verband plaats voor een door de rechter te bepalen duur van ten hoogste twee jaren. Deze voorwaarde wordt slechts gesteld, indien de veroordeelde zich bereid heeft verklaard de behandeling te ondergaan.
6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de eisen waaraan een inrichting en een behandeling als bedoeld in het vijfde lid moeten voldoen.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-01-2020 | wijziging | Stb 2017 82 (pdf) | 34086 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-04-2012 | wijziging | Stb 2011 545 (pdf) | 32319 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-10-2010 | wijziging | Stb 2009 317 (pdf) | 31436 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-04-2001 | nieuw | Stb 2001 28 (pdf) | 26023 | MvT (web) MvT (pdf) |