Wetboek van Strafrecht (Sr)


Artikel 314 1 Hij die, zonder geweld of bedreiging met geweld tegen personen, geheel of ten dele aan een ander toebehorende klei, bagger, ongesneden veen, zand, aarde, grind, puin, mestspeciƫn, zoden, plaggen, heide, helm, wier, riet, biezen, mos, onbewerkt en niet vervoerd hak- of sprokkelhout, ongeplukte of afgevallen boomvruchten of bladeren, te veld staand gras of te veld staande of na de oogst achtergebleven veldvruchten wegneemt, met het oogmerk om zich die voorwerpen wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan stroperij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.
2 Indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-05-1984 wijziging Stb 1984 91 (pdf) 17524 MvT (pdf)
31-05-1954 wijziging Stb 1954 169 (pdf) 2117 MvT (pdf)
01-09-1886 nieuwe-regeling Stb 1881 35
30-01-1886 wijziging Stb 1886 6