Wetboek van Strafrecht (Sr)


Artikel 31 1 Wanneer ontzetting van rechten wordt uitgesproken, bepaalt de rechter de duur als volgt:
1°. bij veroordeling tot levenslange gevangenisstraf, voor het leven;
2°. bij veroordeling tot tijdelijke gevangenisstraf of tot hechtenis, voor een tijd de duur van de hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande;
3°. bij veroordeling tot geldboete, voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren;
4°. bij afzonderlijke oplegging, voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren.
2 De ontzetting van het recht vermeld in artikel 28, eerste lid, onder 3°, gaat in op de dag dat de veroordeling daartoe onherroepelijk is geworden. De ontzetting van een van de andere in artikel 28, eerste lid, vermelde rechten gaat in op de dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
19-05-1986 wijziging Stb 1986 206 (pdf) 18802 MvT (pdf)
07-04-1986 wijziging Stb 1986 139 (pdf) 18973 MvT (pdf)
01-09-1886 nieuwe-regeling Stb 1881 35