Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd)
Hoofdstuk 5
Toezicht en handhaving
§ 1Toezicht
Artikel 60 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van de inspectie.2 Indien onvrijwillige zorg wordt verleend of de inspectie een gegrond vermoeden heeft dat onvrijwillige zorg wordt verleend, zijn de met het toezicht belaste ambtenaren bij de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht, tevens bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning of verblijfsruimte binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover dat noodzakelijk is voor het toezicht op de onvrijwillige zorg in de woning of verblijfsruimte. Zij beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
3 De met het toezicht belaste ambtenaren zijn, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is en in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot inzage van de dossiers. Voor zover de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding van het dossier verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de betrokken ambtenaar.
4 De zorgaanbieder, de zorgverantwoordelijke, alsmede alle anderen die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, geven aan de met het toezicht belaste ambtenaren alle door hen verlangde inlichtingen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
5 De zorgaanbieder stelt de genoemde ambtenaren in de gelegenheid met de cliënten te spreken, al dan niet op verzoek van die cliënten.
6 Aan leden van het Subcomité ter Preventie als bedoeld in het op 18 december 2002 te New York stand gekomen Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Trb. 2005, 243) en het Comité als bedoeld in het op 26 november 1987 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Verdrag ter voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (Trb. 1988, nr. 19), zoals gewijzigd door Protocol 1 en Protocol 2 (Trb. 1994, 106 en 107), komen dezelfde bevoegdheden toe als waarover de met het toezicht belaste ambtenaren bedoeld in het eerste lid beschikken, met dien verstande dat de leden slechts van deze bevoegdheden gebruik kunnen maken voor zover het cliënten betreft die overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3 zijn opgenomen. Zij maken van deze bevoegdheden slechts gebruik voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor hun uit het desbetreffende verdrag voortvloeiende taak. Artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is hierbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 60a 1 Indien bij de zorgaanbieder, de Wzd-functionaris, de zorgverantwoordelijke of de zorgverlener het gegronde vermoeden bestaat dat de uitvoering van de onvrijwillige zorg ernstig tekortschiet, doet hij daarvan melding bij de inspectie.
2 Indien de zorgaanbieder, de Wzd-functionaris, de zorgverantwoordelijke of de zorgverlener onvoldoende, niet of niet tijdig reageert op de klachten van de cliëntenvertrouwenspersoon over de uitvoering van de zorg, kan de cliëntenvertrouwenspersoon dit melden aan de inspectie.
§ 2
Bestuursrechtelijke handhaving
Artikel 61 1 Onze Minister kan een bestuurlijke boete van ten hoogste € 33.500,- opleggen ter zake van overtreding van regels gesteld bij of krachtens artikel:a. 2a, eerste tot en met derde lid;
b. 2b;
c. 3, derde, achtste en negende lid;
d. 5;
e. 6;
f. 7;
g. 8, eerste lid;
h. 9, derde en vijfde tot en met zevende lid;
i. 10, derde en zesde tot en met tiende lid;
j. 11, eerste, derde en vierde lid;
k. 11a;
l. 12;
m. 13;
n. 15;
o. 17;
p. 18;
q. 18a, eerste, vierde en vijfde lid, wat betreft de zorgaanbieder;
r. 18b;
s. 18c, eerste lid;
t. 19;
u. 20;
v. 21, eerste lid;
w. 24, eerste lid;
x. 28ac, eerste en vierde lid;
y. 28c, tweede lid;
z. 29, eerste lid;
aa. 34, wat betreft de zorgaanbieder;
bb. 42;
cc. 46, eerste lid;
dd. 47;
ee. 48, eerste tot en met elfde lid en veertiende en vijftiende lid, wat betreft de zorgaanbieder en de Wzd-functionaris;
ff. 50, wat betreft de zorgaanbieder;
gg. 57, eerste lid;
hh. 58.
2 Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van regels de regels gesteld bij of krachtens artikel:
a. 2a, eerste lid;
b. 2b, eerste en tweede lid;
c. 5;
d. 6;
e. 7;
f. 8, eerste lid;
g. 9, derde en vijfde tot en met zevende lid;
h. 10, derde en zesde tot en met tiende lid;
i. 11, eerste, derde en vierde lid;
j. 11a;
k. 13;
l. 16;
m. 17;
n. 18;
o. 18c, zesde lid;
p. 19;
q. 20;
r. 28c, tweede lid;
s. 34, wat betreft de zorgaanbieder;
t. 45, eerste en tweede lid;
u. 53;
v. 54;
w. 57, eerste lid;
x. 58.
3 In het geval van een overtreding door een zorgverantwoordelijke, een zorgverlener of Wzd-functionaris wordt de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste lid, of de last onder dwangsom, bedoeld in het tweede lid, opgelegd aan de zorgaanbieder namens wie hij zijn taken uitvoert. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan daartoe aanleiding geven, wordt die overtreding aan het openbaar ministerie voorgelegd.
§ 3
Strafrechtelijke handhaving
Artikel 62 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk iemand van zijn vrijheid berooft of doet beroven door deze persoon tegen zijn wil op te nemen of te laten opnemen in een accommodatie, zonder dat daar een besluit tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 21, eerste lid, een rechterlijke machtiging als bedoeld in artikel 24, eerste lid of een beschikking tot inbewaringstelling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aan ten grondslag ligt.2 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk onvrijwillige zorg verleent, waarin het zorgplan niet overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 10, 11 of 11a voorziet en die ook niet op basis van artikel 15 kan worden verleend.
3 De in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.
Artikel 63 1 Met een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die:
a. iemand van zijn vrijheid berooft of doet beroven door deze persoon tegen zijn wil op te nemen of te laten opnemen in een accommodatie, zonder dat daar een besluit tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 21, eerste lid, een rechterlijke machtiging als bedoeld in artikel 24, eerste lid of een beschikking van de burgemeester als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aan te grondslag ligt;
b. onvrijwillige zorg verleent, waarin het zorgplan niet overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 10, 11 of 11a voorziet en die ook niet op basis van artikel 15 kan worden verleend;
c. in strijd handelt met de artikelen 11a, 12, eerste lid, 13, 15, eerste lid, 16, eerste lid, 47 of 48.
2 De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
§ 4
Evaluatie
Artikel 64 Onze Minister zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens om de vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.