Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd)
Hoofdstuk 3
Opname en verblijf in een accommodatie
§ 2Onvrijwillige opname en verblijf
§ 2.5Opname en verblijf in crisissituaties
Artikel 29 1 In afwijking van artikel 24, eerste lid, is onvrijwillige opname in een geregistreerde accommodatie van een persoon zonder rechterlijke machtiging mogelijk met een beschikking tot inbewaringstelling van de burgemeester van de gemeente waarin de betreffende persoon zich bevindt.2 De beschikking, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden genomen indien naar het oordeel van de burgemeester:
a. er sprake is van ernstig nadeel;
b. het ernstig nadeel zodanig onmiddellijk dreigend is dat een rechterlijke machtiging als bedoeld in artikel 24, eerste lid, niet kan worden afgewacht;
c. het ernstige vermoeden bestaat dat dit ernstige nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag van de persoon als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie hiervan;
d. de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden;
e. de inbewaringstelling geschikt is om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden, en
f. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
3 De beschikking gaat in op de onvrijwilligheid, als bedoeld in artikel 24, tweede lid, de omstandigheden waaruit deze onvrijwilligheid bestaat en alle onderdelen genoemd in het tweede lid.
4 De beschikking heeft een geldigheidsduur van ten hoogste drie dagen. Indien de termijn, bedoeld in de eerste volzin, eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet, wordt deze verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
5 Onverminderd het vierde lid, vervalt de beschikking op het moment waarop de rechter heeft beslist op een verzoek tot het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 37 respectievelijk het CIZ heeft beslist op de aanvraag voor een besluit tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 21, eerste lid, indien het CIZ voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de beschikking een verzoek tot het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 37 heeft gedaan dan wel er voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de beschikking een aanvraag voor een besluit tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 21, eerste lid, is gedaan.
6 Een afschrift van de beschikking wordt uitgereikt aan de betrokkene en zijn vertegenwoordiger.
7 De burgemeester kan de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend mandateren aan een wethouder.
8 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kunnen nadere voorschriften worden gegeven met betrekking tot de beschikking tot inbewaringstelling.
9 Indien de beschikking tot inbewaringstelling betrekking heeft op een minderjarige die onder toezicht is gesteld, geldt de beschikking tot inbewaringstelling als machtiging, als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 30 1 De burgemeester gelast een inbewaringstelling pas nadat een ter zake deskundig arts een verklaring heeft verstrekt, waaruit blijkt waaruit de onvrijwilligheid bestaat en waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de in artikel 29, tweede lid, gestelde voorwaarden.
2 De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt verstrekt door een arts die gedurende ten minste één jaar geen zorg heeft verleend aan de cliënt en onafhankelijk ten opzichte van de zorgaanbieder functioneert.
3 De arts die de verklaring afgeeft pleegt van tevoren overleg met de zorgaanbieder die de betrokkene zorg verleent of, indien deze ontbreekt, met de huisarts van de cliënt.
4 De arts onderzoekt zo mogelijk de betrokkene voorafgaand aan de afgifte van de verklaring.
Artikel 31 1 De burgemeester zorgt ervoor dat de betrokkene binnen 24 uur na het tijdstip waarop de beschikking, bedoeld in artikel 29, eerste lid, wordt gegeven, wordt bijgestaan door een advocaat, tenzij de betrokkene of zijn vertegenwoordiger daartegen bedenkingen heeft.
2 Bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kunnen regels worden gegeven ten aanzien van de toepassing van het eerste lid.
Artikel 32 1 De burgemeester tekent zo spoedig mogelijk op de beschikking, bedoeld in artikel 29, eerste lid, aan, indien de ambtenaren gebruik hebben gemaakt van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33, tweede tot en met vierde lid, en overige relevante gegevens die hij ontvangt en die verband houden met de beschikking.
2 Indien een beschikking niet ten uitvoer is gelegd, tekent de burgemeester daarop aan wat de reden daarvan is.
Artikel 33 1 De burgemeester gaat binnen 24 uur na afgifte van de beschikking, bedoeld in artikel 29, over tot tenuitvoerlegging van de beschikking.
2 Zo nodig kan de burgemeester bij de tenuitvoerlegging de hulp inroepen van zorgverleners met kennis van en ervaring met het verlenen van zorg voor mensen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap.
3 Zo nodig kan de burgemeester bij de tenuitvoerlegging de hulp inroepen van ambtenaren van politie.
4 De personen, bedoeld in het tweede en derde lid, kunnen, uitsluitend voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de tenuitvoerlegging:
a. elke plaats betreden waar de betrokkene zich bevindt;
b. de betrokkene voorwerpen ontnemen die een gevaar voor de veiligheid van de betrokkene of van anderen kunnen opleveren en hem daartoe aan de kleding of aan het lichaam onderzoeken.
5 De ambtenaren van politie, bedoeld in het derde lid, kunnen uitsluitend voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de tenuitvoerlegging, de woning van betrokkene zonder zijn toestemming binnentreden.
6 Zo mogelijk worden de overeenkomstig het vierde lid ontnomen voorwerpen met de betrokkene overgebracht naar de accommodatie waarin hij wordt opgenomen. In de accommodatie wordt aan betrokkene of zijn vertegenwoordiger een bewijs van ontvangst afgegeven waarin die voorwerpen zijn omschreven. De voorwerpen worden voor betrokkene bewaard, voor zover dit niet in strijd is met enig wettelijk voorschrift.
Artikel 34 Indien binnen 24 uur na het tijdstip waarop de beschikking tot inbewaringstelling is gegeven, door de zorgaanbieders van de daarvoor in aanmerking komende accommodaties nog niet tot opneming is overgegaan, kan de burgemeester na overleg met de inspectie, een van de bovenbedoelde zorgaanbieders bevelen de betrokkene op te nemen. De betrokken zorgaanbieder is verplicht de betrokkene op te nemen.
Artikel 35 1 De burgemeester zorgt ervoor dat het CIZ en de inspectie onmiddellijk van de inbewaringstelling op de hoogte worden gesteld.
2 De burgemeester zendt een afschrift van de beschikking en de in artikel 30, eerste lid, bedoelde medische verklaring aan het CIZ, op de dag dat de beschikking is afgegeven.
3 De burgemeester zorgt ervoor dat de zorgaanbieder die de zorg levert in de accommodatie waar de betrokkene wordt opgenomen een afschrift van de beschikking ontvangt alsmede van de medische verklaring, bedoeld in artikel 30, eerste lid, ten behoeve van de verplichting, bedoeld in artikel 16, eerste en tweede lid.
Artikel 36 De burgemeester stelt de ouders die het gezag uitoefenen, de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de cliënt of degene door wie de cliënt voor opname werd verzorgd en de vertegenwoordiger van de betrokkene zo mogelijk op de hoogte van de door hem op grond van artikel 29 gegeven beschikking.
Artikel 37 1 Indien het CIZ, na ontvangst van de bescheiden, bedoeld in artikel 35, tweede lid, van oordeel is dat ten aanzien van de in bewaring gestelde persoon sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 29, doet het voordat de geldigheidsduur van de inbewaringstelling is verstreken bij de rechter een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van die persoon. Indien het CIZ heeft besloten geen verzoekschrift in te dienen deelt het dit schriftelijk mee aan de zorgaanbieder van de accommodatie waarin de betrokkene verblijft.
2 Bij het verzoek van het CIZ worden overgelegd de beschikking van de burgemeester, bedoeld in artikel 29, eerste lid, en de medische verklaring, bedoeld in artikel 30, eerste lid.
3 Bevoegd is de rechtbank van het arrondissement waarin de accommodatie waarin de betrokkene is opgenomen, is gelegen.
4 Met betrekking tot een persoon waarvoor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in het eerste lid wordt verzocht, zijn de artikelen 24, 25 en 26, tweede tot en met zesde lid, van overeenkomstige toepassing.