Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd)


Artikel 28a 1 Indien de officier van justitie een verzoekschrift om een rechterlijke machtiging met toepassing van artikel 2.3, tweede lid, van de Wet forensische zorg overweegt, gaat deze na of reeds een aanvraag voor een rechterlijke machtiging voor onvrijwillige opname voor de cliënt wordt voorbereid door het CIZ, in welk geval het CIZ en hij hierover overleg voeren.
2 Zodra de officier van justitie met de voorbereiding van een verzoekschrift begint:
a. gaat hij na of er politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens of justitiële en strafvorderlijke gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens over de cliënt zijn die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel en de noodzaak tot onvrijwillige opname en verstrekt hij die gegevens aan de arts die de in onderdeel b bedoelde medische verklaring opstelt, tenzij het belang van enig strafrechtelijk onderzoek zich daartegen verzet;
b. draagt hij zorg voor een medische verklaring als bedoeld in artikel 26, zesde lid, onderdeel d, opgesteld in overeenstemming met het bepaalde in artikel 27;
c. gaat hij na of de betrokkene een wettelijk vertegenwoordiger heeft en start zo nodig de procedure voor het aanwijzen van een wettelijk vertegenwoordiger;
d. verzoekt hij het CIZ om een schriftelijk advies over de noodzaak voor een rechterlijke machtiging en over de tenuitvoerlegging daarvan waarbij hij aan het CIZ de gegevens bedoeld in onderdeel a, de verklaring bedoeld in onderdeel b en, zo mogelijk, de gegevens van de wettelijk vertegenwoordiger van de cliënt verstrekt.
3 In het verzoekschrift geeft de officier van justitie gemotiveerd aan waarom deze van oordeel is dat aan de criteria voor onvrijwillige opname is voldaan. Bij het verzoekschrift voegt de officier van justitie in elk geval:
a. de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde gegevens;
b. de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring; en
c. het in het tweede lid, onderdeel d, bedoelde advies van het CIZ.
4 De rechter motiveert zijn beslissing en gaat daarbij met name in op het advies van het CIZ.
5 Indien de rechter ambtshalve toepassing van artikel 2.3, tweede lid, van de Wet forensische zorg overweegt, verzoekt hij de officier van justitie toepassing te geven aan het bepaalde in dit artikel.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
06-11-2021 wijziging Stb 2021 468 (pdf) 35667 MvT (web) MvT (pdf)
01-01-2020 nieuw Stb 2018 37 (pdf) 32399 MvT (web) MvT (pdf)