Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
Hoofdstuk 4
Rechten en plichten in verband met het recht op een uitkering op grond van deze wet
§ 4.2Rechten van de verzekerde en reïntegratie-instrumenten
Artikel 33Mogelijkheid geldend maken aanspraken en naleven plichten
De verzekerde die een aanvraag voor een uitkering heeft ingediend, of een recht heeft op een uitkering op grond van deze wet wordt door zijn werkgever in de gelegenheid gesteld tot het geldend maken van de hem op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen toekomende aanspraken en tot het nakomen van de hem op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen opgelegde verplichtingen, voorzover de uitoefening van die bevoegdheden en de nakoming van die verplichtingen niet buiten de arbeidstijd kan geschieden.Artikel 34
Recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling van UWV
1 De verzekerde die recht heeft op een WGA-uitkering die niet ten laste komt van een eigenrisicodrager, heeft recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, op de naar het oordeel van het UWV noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling, tenzij artikel 42 van toepassing is.2 Dit artikel is niet van toepassing op de verzekerde, die werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening.
Artikel 34a
Voorzieningen ter bevordering en ondersteuning van arbeid als zelfstandige
1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan het UWV op aanvraag van de persoon met een naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking, die arbeid als zelfstandige verricht of gaat verrichten, in het kader van de bevordering van de inschakeling in en ondersteuning bij de arbeid als zelfstandige, voorzieningen kan verstrekken.2 Voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend verstrekt in verband met een naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking die het gevolg is van een ziekte of handicap die:
a. bij de aanvang van de arbeid als zelfstandige aanwezig was, of
b. binnen drie jaar na de aanvang van de arbeid als zelfstandige is ontstaan, indien bij de aanvang van de arbeid als zelfstandige reeds een ziekte of handicap aanwezig was.
3 Voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden niet verstrekt of worden beëindigd indien het inkomen van de persoon die arbeid als zelfstandige verricht, na een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal kalenderjaren na de aanvang van de arbeid als zelfstandige, meer bedraagt dan een bij die maatregel vast te stellen bedrag. Bij of krachtens die maatregel wordt tevens bepaald wat onder inkomen als bedoeld in de eerste zin wordt verstaan.
4 Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt, in afwijking van artikel 1, verstaan onder zelfstandige: de persoon die, anders dan in dienstbetrekking, arbeid in eigen bedrijf verricht of een beroep uitoefent, teneinde daarmee inkomen te verwerven.
5 Dit artikel is niet van toepassing op de persoon:
a. die recht heeft op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
b. voor zover voor diens ondersteuning bij arbeidsinschakeling op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet het college van burgemeester en wethouders zorg draagt of onmiddellijk voorafgaande aan de aanvang van de arbeid als zelfstandige zorg droeg tot het moment dat het inkomen uit die arbeid gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon per uur, vermenigvuldigd met de arbeidsduur welke in overeenkomstige dienstbetrekkingen in de regel geacht wordt een volledige dienstbetrekking te vormen bedraagt.
Artikel 35
Arbeidsplaatsvoorzieningen en voorzieningen ter ondersteuning van toeleiding naar arbeid
1 Het UWV kan aan de persoon met een naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking, en die arbeid in dienstbetrekking verricht of die arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten, doch niet werkzaam is of zal zijn als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, of die scholing of opleiding in het kader van de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces volgt of gaat volgen of arbeid op een proefplaats verricht of gaat verrichten, met uitzondering van de persoon die werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, op aanvraag voorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, het volgen van de scholing of opleiding of het verrichten van arbeid op die proefplaats.2 Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend verstaan:
a. vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn werkplek of opleidingslocatie kan bereiken;
b. intermediaire activiteiten ten behoeve van personen met een visuele, auditieve of motorische handicap;
c. meeneembare voorzieningen ten behoeve van de inrichting van de arbeidsplaats, de productie- en werkmethoden, de inrichting van de opleidingsplaats of de proefplaats en de bij de arbeid of opleiding te gebruiken hulpmiddelen, die in overwegende mate op het individu van de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd; en
d. noodzakelijke persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan de persoon opgedragen taken, indien die ondersteuning een compensatie vormt voor zijn beperkingen.
3 Het UWV kan aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, op aanvraag vervoersvoorzieningen toekennen die strekken tot verbetering van zijn leefomstandigheden en die deel uitmaken van dan wel rechtstreeks samenhangen met voorzieningen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.
4 Dit artikel is niet van toepassing op de persoon:
a. die recht heeft op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
b. voor zover voor diens ondersteuning bij arbeidsinschakeling op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet het college van burgemeester en wethouders zorg draagt of onmiddellijk voorafgaande aan een dienstbetrekking zorg droeg tot het moment dat het inkomen uit de arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon per uur, vermenigvuldigd met de arbeidsduur welke in overeenkomstige dienstbetrekkingen in de regel geacht wordt een volledige dienstbetrekking te vormen bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 36
Subsidieregeling werkgever
1 Het UWV kan op aanvraag van de werkgever die met een werknemer een dienstbetrekking, anders dan een dienstbetrekking in de zin van de WSW, van ten minste zes maanden is aangegaan of waarmee door elkaar opvolgende dienstbetrekkingen gedurende ten minste zes maanden een dienstbetrekking blijkt te bestaan, subsidie verstrekken voor meerkosten voorzover:a. die werkgever aantoont dat het totaal van de kosten die hij maakt of heeft gemaakt ten behoeve van het in dienst houden of in dienst nemen van een werknemer met een naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking meer bedraagt dan bij algemene maatregel van bestuur te bepalen bedragen, die in hoogte verschillen afhankelijk van de hoogte van het loon van de werknemer;
b. die werkgever, na ommekomst van de periode van 3 respectievelijk 1 jaar, genoemd in artikel 49 van de Wet financiering sociale verzekeringen, kosten maakt of heeft gemaakt ten behoeve van het in dienst houden van een werknemer als bedoeld in onderdeel a;
c. die werkgever kosten heeft gemaakt als bedoeld in het tweede lid en de periode van drie respectievelijk één jaar, bedoeld in onderdeel b, voortijdig wordt beëindigd op initiatief van de werknemer of omdat de werknemer wegens arbeidsongeschiktheid definitief niet in de dienstbetrekking terugkeert;
d. die werkgever kosten heeft gemaakt als bedoeld in het tweede lid en de periode van drie respectievelijk één jaar, bedoeld in onderdeel b, voortijdig wordt beëindigd omdat er bij die werkgever geen passende arbeid aanwezig is.
2 Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden verstaan de kosten van voorzieningen, bedoeld in artikel 35, tweede lid, voorzover die naar de aard der zaak duurzaam zijn verenigd met het bedrijf van de werkgever.
3 Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt, indien de subsidie wordt aangevraagd voor een werknemer:
a. voor wie reeds eerder aan de werkgever subsidie op grond van dit artikel is verstrekt, tenzij de subsidieaanvraag:
1°. geen verband houdt met feiten en omstandigheden die aanleiding zijn geweest voor het verstrekken van de subsidie;
2°. betrekking heeft op door de werkgever gemaakte kosten ter vervanging van de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen door de werknemer;
b. voor zover voor diens ondersteuning bij arbeidsinschakeling op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet het college van burgemeester en wethouders zorg draagt of onmiddellijk voorafgaande aan een dienstbetrekking zorg droeg tot het moment dat het inkomen uit de arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon per uur, vermenigvuldigd met de arbeidsduur welke in overeenkomstige dienstbetrekkingen in de regel geacht wordt een volledige dienstbetrekking te vormen bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend.
4 Het UWV kan op aanvraag van de werkgever een tegemoetkoming in de kosten verstrekken, voor zover de werkgever een voorziening als bedoeld in artikel 35, tweede lid, onderdeel d, of artikel 2:22, tweede lid, onderdeel d, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten verstrekt aan de persoon met een naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking, die:
a. een dienstbetrekking, anders dan een dienstbetrekking in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, met de werkgever is aangegaan; of
b. arbeid op een proefplaats verricht, met uitzondering van de persoon, bedoeld in artikel 34, tweede lid.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel. Daarbij kunnen regels worden gesteld met betrekking tot subsidie in geval van overgang van onderneming als bedoeld in artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, met betrekking tot de te verstrekken gegevens bij een aanvraag voor subsidie. Tevens kunnen daarbij regels worden gesteld met betrekking tot het niet hanteren van een drempelbedrag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, indien de subsidie wordt verstrekt ten behoeve van een werknemer als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, voor wie de werkgever geen korting als bedoeld in artikel 49 van de Wet financiering sociale verzekeringen kan toepassen.
6 De bedragen in dit artikel worden verlaagd naar evenredigheid van de kortere duur van de dienstbetrekking.
Artikel 37
Proefplaatsing
1 Het UWV en de eigenrisicodrager kunnen, in het kader van de bevordering van de inschakeling in de arbeid, toestemming verlenen aan de gedeeltelijk arbeidsgeschikte die recht heeft op een uitkering op grond van deze wet om op een proefplaats bij een werkgever gedurende maximaal zes maanden onbeloonde werkzaamheden te verrichten.2 De onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats zijn:
a. werkzaamheden, waartoe de gedeeltelijk arbeidsgeschikte met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;
b. werkzaamheden, waarbij de werkgever, bij wie de proefplaatsing geschiedt, een aansprakelijkheidsverzekering ten behoeve van de gedeeltelijk arbeidsgeschikte heeft afgesloten;
c. werkzaamheden, die de gedeeltelijk arbeidsgeschikte niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht; en
d. werkzaamheden, waarbij er, naar het oordeel van het UWV of de eigenrisicodrager, een reëel uitzicht is op een op de onbeloonde werkzaamheden aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang voor ten minste 6 maanden.
3 Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, wegens ziekte worden onderbroken, wordt de periode waarin een uitkering bij ziekte wordt ontvangen, voor de toepassing van dat lid buiten beschouwing gelaten.
4 In afwijking van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, is de gedeeltelijk arbeidsgeschikte die onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in het eerste of tweede lid verricht, voor de duur van de proefplaatsing niet verplicht passende arbeid te verkrijgen.
5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van dit artikel.
Artikel 37a
Loonkostensubsidie
VervallenArtikel 37b Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de persoon, die recht heeft op een WGA-uitkering, en voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten gedurende maximaal twee jaar. Artikel 10a, tweede tot en met tiende lid, van de Participatiewet is van overeenkomstige toepassing.