Wet wapens en munitie (WWM)


§ 7

Overdracht en verkrijging van wapens en munitie van de categorieën II, III en IV

Artikel 31 1 Het is verboden een wapen of munitie van de categorieën II en III over te dragen.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op het overdragen aan personen die gerechtigd zijn het wapen of de munitie voorhanden te hebben.
3 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden wapens van categorie II of III over te dragen zonder inontvangstneming van het in artikel 32 bedoelde verlof tot verkrijging.
4 Het is verboden een wapen van categorie IV over te dragen aan een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
5 Bij regeling van Onze Minister kan vrijstelling van het verbod van het vierde lid worden verleend in het kader van in verenigingsverband beoefende sporten.
6 Het eerste tot en met derde lid zijn ook van toepassing op verkoop middels een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 230g, eerste lid, onderdeel e, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 32 1 Verlof tot verkrijging van wapens van categorie II of III wordt door de korpschef verleend aan:
a. personen die een ontheffing als bedoeld in artikel 4 voor een wapen van categorie II bezitten, of;
b. personen die een verlof tot voorhanden hebben als bedoeld in artikel 28 bezitten, dan wel op grond van artikel 26, tweede lid, voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde wapens voorhanden mogen hebben.
2 indien de aanvrager die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, ingezetene is van een van de andere lid-staten van de Europese Gemeenschappen, wordt:
a. geen verlof als bedoeld in het eerste lid verleend zonder voorafgaande toestemming van die lid-staat, wanneer het verlof betrekking heeft op wapens ten aanzien waarvan het voorhanden hebben in die lid-staat aan een vergunning is onderworpen;
b. door Onze Minister mededeling gedaan aan die lid-staat van een verlof als bedoeld in het eerste lid, wanneer het verlof betrekking heeft op wapens ten aanzien waarvan het voorhanden hebben in die lid-staat aan een aangifte is onderworpen.