§ 6
Voorhanden hebben en dragen van wapens en munitie van de categorieën II, III en IV
Artikel 26 1 Het is verboden een wapen of munitie van de categorieën II en III voorhanden te hebben.2 Het eerste lid is niet van toepassing op personen die houder zijn van:
a. een verlof als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, voor zover dit verlof reikt; of
b. een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit als bedoeld in de Omgevingswet voor wat betreft voor jacht, beheer of schadebestrijding bestemde wapens van categorie III, die in de omgevingsvergunning zijn omschreven.
3 Onze Minister kan bij regeling vrijstelling van het verbod van het eerste lid voor wapens of munitie van categorie III verlenen met betrekking tot jagers en sportschutters, die hun vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland hebben.
4 Onze Minister kan ten aanzien van de personen bedoeld in het tweede lid regels vaststellen met betrekking tot:
a. de medische geschiktheid en vaardigheid in het omgaan met wapens;
b. de vereiste kennis op het terrein van wapens; en
c. het aantal wapens dat zij ten hoogste voorhanden mogen hebben.
5 Het is personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt verboden een wapen van categorie IV voorhanden te hebben.
6 Onze Minister kan bij regeling vrijstelling van het verbod van het vijfde lid verlenen in het kader van in verenigingsverband beoefende sporten of door Onze Minister aangewezen recreatieve activiteiten in daartoe gevestigde bedrijven waarin wapens worden gedragen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie IV, onderdeel 4° en onderdeel 5° met betrekking tot kruisbogen.
Artikel 27 1 Het is verboden een wapen van de categorieën II, III en IV te dragen.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op personen die:
a. houder zijn van een verlof als bedoeld in artikel 29, voor zover dit verlof reikt; of
b. op grond van artikel 26, tweede lid, voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde wapens voorhanden mogen hebben, voor wat betreft het terrein waar zij tot de jacht en beheer en schadebestrijding gerechtigd zijn.
3 Onze Minister kan bij regeling vrijstelling van het verbod van het eerste lid voor wapens van de categorieën III en IV verlenen met betrekking tot:
a. optochten; en
b. studenten-weerbaarheidsverenigingen.
4 Onze Minister kan bij regeling vrijstelling van het verbod van het eerste lid voor wapens van categorie IV verlenen met betrekking tot:
a. ceremoniële wapens; en
b. recreatieve activiteiten.
Artikel 28 1 Verlof tot het voorhanden hebben van een wapen en munitie wordt, uitsluitend voor wapens en munitie behorend tot categorie III, verleend door de korpschef.
2 Een verlof wordt verleend indien:
a. een redelijk belang de verlening van het verlof vordert;
b. de aanvrager geen gevaar voor zichzelf, de openbare orde of veiligheid kan vormen;
c. de aanvrager tenminste de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, behoudens afwijking voor leden van een schietvereniging.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen sprake is van een redelijk belang, als bedoeld in onderdeel a.
3 Het belang met het oog waarop het verlof is verleend, wordt in het verlof omschreven.
4 Een verlof heeft een geldigheid van ten hoogste een jaar en kan worden verlengd, indien aan de vereisten voor de verlening daarvan nog wordt voldaan.
5 Indien de aanvrager die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, ingezetene is van een van de andere lid-staten van de Europese Gemeenschappen, doet Onze Minister mededeling aan die lid-staat van de verlening van een verlof als bedoeld in het eerste lid, wanneer het verlof betrekking heeft op wapens of munitie ten aanzien waarvan het voorhanden hebben in die lid-staat aan een vergunning is onderworpen.
6 In afwijking van het eerste lid wordt een verlof niet verstrekt voor een vuurwapen als bedoeld in Categorie A, onderdeel 8, in bijlage I van de Richtlijn.
Artikel 28a 1 Aan personen die gerechtigd zijn tot het voorhanden hebben van een vuurwapen wordt desverzocht een Europese vuurwapenpas uitgereikt.
2 Op de Europese vuurwapenpas worden aangetekend de vuurwapens die de houder gerechtigd is voorhanden te hebben, alsmede andere bij regeling van Onze Minister vast te stellen gegevens.
3 De Europese vuurwapenpas wordt afgegeven door de korpschef en heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar.
Artikel 29 1 Indien een redelijk belang dit vordert, kan de instantie die een verlof tot het voorhanden hebben van een wapen van categorie III verleent of heeft verleend, bepalen dat dit verlof ook betrekking heeft op het dragen van dit wapen.
2 Wanneer aan het eerste lid toepassing is gegeven, wordt dit in het verlof vermeld.
3 Indien een redelijk belang dit vordert, kan de in artikel 28, eerste lid, bedoelde instantie verlof verlenen tot het dragen van een wapen van categorie IV.
Artikel 30 Vervallen