Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet vps)


Artikel 3a 1 In afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, wordt onder scheiding respectievelijk tijdstip van scheiding in geval van scheiding van tafel en bed in dit artikel verstaan:
scheiding: ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
tijdstip van scheiding: de datum waarop het huwelijk is ontbonden na scheiding van tafel en bed.
2 Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap van een directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet eindigt door scheiding, verkrijgt zijn gewezen echtgenoot een aanspraak op partnerpensioen als de directeur-grootaandeelhouder ten behoeve van die gewezen echtgenoot zou hebben verkregen indien op het tijdstip van de scheiding de pensioenopbouw zou zijn beƫindigd, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
3 Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap van een gewezen directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet eindigt door scheiding, verkrijgt zijn gewezen echtgenoot een aanspraak op partnerpensioen als de directeur-grootaandeelhouder ten behoeve van die gewezen echtgenoot heeft verkregen bij beƫindiging van de pensioenopbouw, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
4 Het tweede en het derde lid vinden geen toepassing, indien de directeur-grootaandeelhouder en zijn echtgenoot bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen.
5 Het uitvoeringsorgaan verstrekt aan de gewezen echtgenoot een bewijs van diens aanspraak.
6 De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de echtgenoot van een directeur-grootaandeelhouder kan zonder toestemming van die echtgenoot niet bij overeenkomst tussen de directeur-grootaandeelhouder en het uitvoeringsorgaan of de werkgever worden verminderd.