Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wv Wft)


Hoofdstuk 1

Inleidende bepalingen

§ 1.3

Groepen

Artikel 2e 1 Een instelling als bedoeld in artikel 1a, derde lid, onderdeel b of e, met hoofdkantoor in een andere lidstaat en met vestigingen niet zijnde bijkantoren in Nederland, wijst in Nederland op verzoek van de toezichthoudende autoriteit een centraal contactpunt aan met het oog op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
2 Het centraal contactpunt bewerkstelligt namens de instelling en met inachtneming van het bepaalde op grond van artikel 45, elfde lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn, de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels en draagt zorg voor het aanleveren van de door de toezichthoudende autoriteit op grond van deze wet verzochte informatie.
3 De toezichthoudende autoriteit kan een instelling verzoeken een centraal contactpunt als bedoeld in het eerste lid aan te wijzen in de op grond van artikel 45, elfde lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn aangewezen gevallen.

Artikel 2f 1 Een instelling die deel uitmaakt van een groep past de op het niveau van de groep geldende gedragslijnen en procedures op effectieve wijze toe, voor zover die voldoen aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
2 Een instelling draagt tevens zorg voor een effectieve toepassing van de in het eerste lid bedoelde gedragslijnen en procedures door haar bijkantoren of meerderheidsdochterondernemingen met zetel buiten Nederland.
3 Onder de gedragslijnen en procedures, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden in ieder geval verstaan gedragslijnen en procedures inzake gegevensbescherming en gedragslijnen en procedures voor het delen van informatie binnen de groep, voor zover deze gegevens en informatie betrekking hebben op het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme.
4 Indien het recht van een betrokken staat die geen lidstaat is in de weg staat aan de toepassing van het tweede lid, stelt de instelling de toezichthoudende autoriteit hiervan in kennis en ziet de instelling er op toe dat het bijkantoor of de meerderheidsdochteronderneming aanvullende maatregelen neemt om het risico op witwassen en financieren van terrorisme doeltreffend te beheersen. Indien van toepassing neemt zij hierbij het bepaalde op grond van artikel 45, zevende lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn in acht.
5 Indien de aanvullende maatregelen, bedoeld in het vierde lid, onvoldoende zijn, neemt de toezichthoudende autoriteit aanvullende toezichtmaatregelen, waarbij onder meer wordt verlangd dat de groep geen zakelijke relaties aangaat of die relaties beëindigt en geen transacties uitvoert, dan wel waarbij de groep, indien nodig, wordt verzocht haar bedrijfsactiviteiten in de betrokken staat te beëindigen.