Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS)


Hoofdstuk II

Voorlopige maatregelen

Afdeling A

Voorlopige aanhouding

Artikel 8 Voor zover een verdrag daarin voorziet kan de veroordeelde die zich in Nederland bevindt en aan wie een tot vrijheidsbeneming strekkende sanctie is opgelegd, waarvan blijkens de in de vreemde staat uitgesproken rechterlijke beslissing nog ten minste drie maanden moeten worden ten uitvoer gelegd, voorlopig worden aangehouden, indien gegronde redenen bestaan voor de verwachting dat op korte termijn deze sanctie in Nederland zal worden ten uitvoer gelegd.

Artikel 9 1 Iedere officier van justitie en hulpofficier is bevoegd de voorlopige aanhouding overeenkomstig artikel 8 te bevelen.
2 De veroordeelde wordt na zijn voorlopige aanhouding binnen vierentwintig uur geleid voor de officier van justitie of hulpofficier die het bevel tot de voorlopige aanhouding heeft gegeven.
3 De officier van justitie of hulpofficier kan, na de veroordeelde te hebben gehoord, bevelen dat deze gedurende achtenveertig uur, te rekenen van het tijdstip van de voorlopige aanhouding, in verzekering gesteld zal blijven. De hulpofficier geeft van zijn bevel ten spoedigste schriftelijk kennis aan de officier van justitie.
4 De termijn van inverzekeringstelling kan door de officier van justitie eenmaal met achtenveertig uur worden verlengd.
5 De veroordeelde kan te allen tijde door de officier van justitie in vrijheid worden gesteld. Zolang de termijn van inverzekeringstelling nog niet is verlengd, komt deze bevoegdheid mede toe aan de hulpofficier die het bevel tot de voorlopige aanhouding heeft gegeven.

Artikel 10 1 De rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank van het arrondissement waarin de veroordeelde overeenkomstig artikel 9 in verzekering is gesteld, kan, op vordering van de officier van justitie bij die rechtbank, de bewaring van de veroordeelde bevelen.
2 Alvorens een bevel ingevolge het vorige lid te geven, hoort de rechter-commissaris zo mogelijk de veroordeelde.

Artikel 11 1 De bewaring kan worden gelast voor een termijn van ten hoogste veertien dagen. Zij kan op vordering van de officier van justitie telkens met een termijn van ten hoogste dertig dagen worden verlengd, totdat de rechtbank ingevolge artikel 29, tweede lid, over de gevangenhouding beslist.
2 De veroordeelde wiens bewaring is gelast wordt, behoudens de mogelijkheid van vrijheidsbeneming uit anderen hoofde, in vrijheid gesteld:
a. zodra zulks door de rechtbank, de rechter-commissaris of de officier van justitie ambtshalve of op verzoek van de veroordeelde of diens raadsman wordt gelast;
b. zodra de bewaring veertien dagen heeft geduurd en de officier van justitie de in de artikelen 15 of 17 bedoelde stukken niet heeft ontvangen;
c. indien de duur van de inverzekeringstelling en de bewaring die van het voor tenuitvoerlegging vatbare gedeelte van de in de vreemde staat opgelegde sanctie zou overtreffen.

Artikel 12 Van elke beslissing naar aanleiding van een verzoek van een autoriteit van een vreemde staat, genomen krachtens een der artikelen 8-11, wordt onverwijld kennis gegeven aan Onze Minister.