Wet op het notarisambt (WN)


Artikel 123 1 Aan het benoembaarheidsvereiste, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, voldoet tevens hij die kandidaat-notaris is op grond van artikel 20a van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt zoals dit artikel voor de inwerkingtreding van deze wet luidde.
2 Zij die vóór het tijdstip van de plaatsing van deze wet in het Staatsblad naar een standplaats hebben gesolliciteerd kunnen tot het tijdstip van de inwerkingtreding van de wet tot notaris worden benoemd als zij voldoen aan de in artikel 10 van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt vermelde vereisten.
3 Na het tijdstip van in werking treden van deze wet kunnen tot notaris worden benoemd zij die vóór dat tijdstip voldeden aan de in artikel 10 van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt vermelde vereisten om tot notaris te worden benoemd, met dien verstande dat vereist is dat zij gedurende zes jaren onder verantwoordelijkheid van een notaris notariële werkzaamheden hebben verricht, de duur van de stage daaronder begrepen, en dat zij tevens dienen te voldoen aan de vereisten van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, onder 3° en 4°, en onderdeel c. Hetzelfde geldt voor de benoeming tot waarnemer, met dien verstande dat in de gevallen van artikel 28, onderdelen a en b, een kandidaat-notaris slechts tot waarnemer kan worden benoemd indien hij een driejarige stage heeft doorlopen en hij tevens voldoet aan de vereisten van artikel 6, tweede lid, onderdelen b, onder 3°, en c. Hetzelfde geldt voor de toevoeging aan een notaris of benoeming tot waarnemer, met dien verstande dat een kandidaat-notaris slechts kan worden toegevoegd of worden benoemd tot waarnemer indien hij gedurende zes jaren onder verantwoordelijkheid van een notaris notariële werkzaamheden heeft verricht, de duur van de stage daaronder begrepen, en tevens dient hij te voldoen aan de vereisten van artikel 6, tweede lid, onderdelen b, onder 3°, en c, met dien verstande dat een kandidaat-notaris tot waarnemer kan worden benoemd in de gevallen van artikel 28, onderdelen a en b, indien hij drie jaren notariële werkzaamheden heeft verricht.
4 Op de kandidaat-notaris die reeds vóór het tijdstip van in werking treden van deze wet een betrekking op een notariskantoor heeft aanvaard is artikel 6, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, niet van toepassing.
5 Voor de vaststelling van de duur van de door de kandidaat-notaris vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet verrichte notariële werkzaamheden, bedoeld in het derde lid, zijn de artikelen 1, onderdeel h, en 31, eerste lid, tweede volzin, van toepassing.
6 De notaris die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn standplaats heeft in een deel van een gemeente heeft na dat tijdstip zijn plaats van vestiging in de gehele gemeente.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
wijziging Stb 2012 272 (pdf) 31040 MvT (web) MvT (pdf)
Stb 2013 215 (pdf) 33419 MvT (web) MvT (pdf)
01-01-2013 wijziging Stb 2011 470 (pdf) 32250 MvT (web) MvT (pdf)
01-08-2004 wijziging Stb 2004 213 (pdf) 29212 MvT (web) MvT (pdf)
01-10-1999 nieuwe-regeling Stb 1999 190 (pdf) 23706 MvT (pdf)