Wet op de rechtsbijstand (WRB)
Hoofdstuk VI
Rechtsbijstand in strafzaken
Artikel 43 1 In de gevallen waarin krachtens een wettelijk voorschrift in het Wetboek van Strafrecht of het Wetboek van Strafvordering voor een verdachte, veroordeelde of gewezen verdachte een raadsman door het bestuur wordt aangewezen of op last van de rechter door het bestuur wordt toegevoegd, is deze bijstand kosteloos, onverminderd het derde lid. De eerste volzin is niet van toepassing op de bijstand die door een aangewezen raadsman wordt verleend tijdens het in artikel 28d van het Wetboek van Strafvordering bedoelde verhoor van een verdachte van een strafbaar feit waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten.2 Het eerste lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing op rechtsbijstand bedoeld in:
a. de artikelen 24, derde lid, en 45a, tweede en derde lid, van de Uitleveringswet;
b. artikel 100 van de Vreemdelingenwet 2000;
c. artikel 65, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;
d. artikel 70, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;
e. de artikelen 52, derde lid, en 64, tweede en derde lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen;
f. de artikelen 1:7, eerste en tweede lid van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg;
g. artikel 62, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;
h. artikel 5 van de Wet tijdelijk huisverbod;
i. artikel 38, derde lid, en 56d, zesde lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten;
j. de artikelen 24, derde lid, en 43a, tweede en derde lid, van de Overleveringswet;
k. de artikelen 2:19, zesde lid, 2:20, tweede lid, en 2:27, vijfde lid, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties.
3 Indien een raadsman is aangewezen krachtens artikel 39, 40 of 41 van het Wetboek van Strafvordering en indien de uitspraak tegen de veroordeelde onherroepelijk is geworden, kan het bestuur het bedrag ter hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 37, vorderen van de veroordeelde wiens financiële draagkracht de in artikel 34 genoemde bedragen overschrijdt. Omtrent de verplichting tot betaling door de veroordeelde zijn de artikelen 25, derde tot en met vijfde lid, 34a, 34b, 34c en 34d van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder «de rechtzoekende» steeds wordt verstaan: de veroordeelde. Bij gebreke van volledige betaling kan het bestuur na een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht het bedrag invorderen bij dwangbevel als bedoeld in artikel 4:114 van de Algemene wet bestuursrecht.
4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bepaalde in het derde lid.
Artikel 44 1 Aan personen die zich krachtens het Wetboek van Strafrecht of het Wetboek van Strafvordering door een raadsman kunnen doen bijstaan, kan het bestuur een advocaat toevoegen.
2 De eigen bijdrage is niet verschuldigd, indien een zaak eindigt zonder de toepassing van een straf of maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht. De eigen bijdrage is evenmin verschuldigd voor de behandeling van het beroep in cassatie als bedoeld in Titel III van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van de verdachte wiens vrijheid krachtens een bevel tot voorlopige hechtenis is benomen, of in een procedure tot herziening ten voordele als bedoeld in de Achtste Titel van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering in geval de gewezen verdachte krachtens de onherroepelijke rechterlijke uitspraak zijn vrijheid is benomen. De rechtsbijstandverlener restitueert de eigen bijdrage aan de rechtzoekende, tenzij deze de eigen bijdrage nog niet heeft voldaan.
3 Het bestuur is bevoegd geen eigen bijdrage op te leggen bij de toevoeging van een raadsman aan hen die zich anders dan als verdachte of veroordeelde krachtens het Wetboek van Strafrecht of Wetboek van Strafvordering laten bijstaan.
4 Ongeacht de draagkracht is rechtsbijstand aan een slachtoffer van een seksueel misdrijf of een geweldsmisdrijf onderscheidenlijk aan een nabestaande van een slachtoffer van een zodanig misdrijf, indien het slachtoffer als gevolg van dat misdrijf is overleden, kosteloos, indien in de desbetreffende zaak vervolging is ingesteld en het slachtoffer onderscheidenlijk de nabestaande overeenkomstig artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in aanmerking komt voor een uitkering.
Artikel 44a 1 Indien een verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van rechtsbijstand is toegevoegd, wordt met uitzondering van de vergoeding van de eigen bijdrage, geen kostenvergoeding van een raadsman als bedoeld in artikel 530, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering toegekend, tenzij de toevoeging, anders dan na een daartoe ingediende aanvraag, wordt ingetrokken of beëindigd.
2 In het geval op last van de rechter een raadsman is toegevoegd, wordt overeenkomstig het eerste lid geen kostenvergoeding toegekend, indien de toevoeging op of na de uitspraak van de rechter na een daartoe ingediend verzoek van de verdachte bij de rechterlijke instantie die een last heeft verstrekt, wordt ingetrokken of beëindigd.