Wet op de rechtsbijstand (WRB)


Hoofdstuk V

Financiële bepalingen

Afdeling 1

De normen voor de financiële draagkracht van de rechtzoekende

Artikel 34 1 Rechtsbijstand overeenkomstig de bepalingen van deze wet wordt verleend aan hen wier inkomen per jaar € 21 800 per 1 januari 2023: € 30.000of minder bedraagt, indien zij alleenstaand zijn, dan wel, indien zij met één of meer anderen een gemeenschappelijke huishouding voeren, ten hoogste € 31 000 per 1 januari 2023: € 42.400.
2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt geen rechtsbijstand verleend, indien de rechtzoekende beschikt over een vermogen dat meer bedraagt dan het drempelbedrag, genoemd in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
3 Bij de vaststelling van het inkomen en vermogen van de rechtzoekende worden, behoudens het geval van onderling tegenstrijdige belangen, mede in aanmerking genomen het inkomen en vermogen van:
a. de echtgenoot of geregistreerde partner van de rechtzoekende, tenzij deze op het moment van de aanvraag duurzaam van hem gescheiden leeft;
b. de persoon van verschillend of gelijk geslacht met wie de rechtzoekende duurzaam een gezamenlijke huishouding voert, tenzij tussen deze en de rechtzoekende op het moment van de aanvraag een bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.
4 De inkomensgrenzen, bedoeld in het eerste lid, worden jaarlijks per 1 januari aangepast met het percentage waarmee het indexcijfer van de lonen op 31 oktober van het voorgaande jaar afwijkt van het overeenkomstige indexcijfer op 31 oktober in het daaraan voorafgaande jaar, met dien verstande dat afronding plaatsvindt op het naastliggende veelvoud van EUR 100,-. Onze Minister maakt jaarlijks de geïndexeerde bedragen bekend door publicatie in de Staatscourant. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder het indexcijfer van de lonen, bedoeld in de eerste volzin, wordt verstaan.

Artikel 34a 1 Het inkomen van de rechtzoekende is het inkomensgegeven in het peiljaar. Voor zover van de rechtzoekende geen inkomensgegeven beschikbaar is, wordt onder inkomen verstaan het bedrag dat in het peiljaar het inkomen zo goed mogelijk benadert, dan wel het door het bestuur op grond van door de rechtzoekende overgelegde gegevens vastgestelde bedrag aan inkomen. Indien een inkomensgegeven over het peiljaar beschikbaar is dat afwijkt van het eerder toegepaste inkomensgegeven of het bedrag, bedoeld in de tweede volzin, en dat gevolg heeft voor het al dan niet verlenen van een toevoeging of de hoogte van de door de rechtzoekende verschuldigde eigen bijdrage, neemt het bestuur ambtshalve een besluit dat in de plaats komt van het eerder genomen besluit. Artikel 34d, eerste lid, derde volzin, is van toepassing.
2 Indien op grond van het ambtshalve besluit van het bestuur, bedoeld in het eerste lid, de rechtzoekende een hogere eigen bijdrage verschuldigd is, is hij hetgeen meer moet worden betaald verschuldigd aan het bestuur. Is de rechtzoekende een lagere eigen bijdrage of geen eigen bijdrage verschuldigd, dan kan hij het teveel betaalde vorderen van het bestuur. Over de te betalen of te vorderen bedragen worden geen renten en kosten vergoed. Artikel 34f is van overeenkomstige toepassing.
3 Het vermogen is het vermogen in het peiljaar. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven voor de vaststelling van het voor de financiële draagkracht in aanmerking te nemen inkomen en vermogen.

Artikel 34b Artikel 34a is van overeenkomstige toepassing op het vaststellen van het inkomen en vermogen van een andere persoon dan de rechtzoekende als bedoeld in artikel 34, derde lid.

Artikel 34c 1 Indien in het jaar waarin de aanvraag om een toevoeging is gedaan sprake is van een terugval in het inkomen of vermogen, neemt het bestuur op aanvraag van de rechtzoekende een besluit dat is gebaseerd op het inkomen of vermogen in het jaar waarin de aanvraag om een toevoeging is gedaan. Artikel 25, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 Onder terugval van inkomen of vermogen wordt verstaan een vermindering van het inkomen of vermogen met ten minste 15% ten opzichte van het peiljaar.
3 De aanvraag wordt bij het bestuur ingediend binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit waarin is beslist op de aanvraag om een toevoeging.
4 Bij de aanvraag wordt overgelegd een verklaring waarin de oorzaak van de inkomens- of vermogensdaling wordt toegelicht.

Artikel 34d 1 Indien het bestuur de aanvraag, bedoeld in artikel 34c, eerste lid, niet heeft afgewezen, neemt het bestuur indien een inkomensgegeven over het jaar van de aanvraag beschikbaar is dat afwijkt van het eerder toegepaste inkomensgegeven of het bedrag, bedoeld in artikel 34a, eerste lid, tweede volzin, en dat gevolg heeft voor het al dan niet verlenen van een toevoeging of de hoogte van de door de rechtzoekende verschuldigde eigen bijdrage, ambtshalve een besluit dat in de plaats komt van het eerder genomen besluit, bedoeld in artikel 34c, eerste lid, met dien verstande dat dit besluit niet van een hoger inkomensgegeven uitgaat dan zou zijn toegepast in het peiljaar, bedoeld in artikel 34a, eerste lid. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op het vermogen in het jaar van de aanvraag. Het besluit heeft geen gevolg voor de beschikking tot verlening en vaststelling van de vergoeding alsmede voor het recht van de rechtsbijstandverlener om de eigen bijdrage die voortvloeit uit de draagkracht zoals berekend in het eerder genomen besluit te vorderen.
2 Artikel 34a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen het bestuur mag beslissen tot de verlening van een toevoeging, indien het geschatte inkomen of vermogen de grenzen, genoemd in artikel 34, eerste en tweede lid, overschrijdt dan wel de terugval in het inkomen of vermogen minder is dan 15%. In die gevallen is de eigen bijdrage gelijk aan de ingevolge de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 35, tweede lid, hoogst mogelijke eigen bijdrage.

Artikel 34e 1 De beslissing op het bezwaar tegen de beslissing op de aanvraag om een toevoeging wordt geacht mede betrekking te hebben op de beslissing op de aanvraag, bedoeld in artikel 34c, eerste lid.
2 Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 34c, eerste lid, later is ingediend dan het bezwaarschrift wordt in afwijking van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuur beslist geacht aan te vangen bij ontvangst van de aanvraag.
3 Indien het bezwaarschrift later is ingediend dan de aanvraag om peiljaarverlegging wordt de termijn waarbinnen het bestuur op de aanvraag om peiljaarverlegging moet beslissen opgeschort tot het moment waarop op het bezwaar wordt beslist.

Artikel 34f 1 De rechtzoekende is het bedrag dat in het kader van de verlening van rechtsbijstand door het bestuur is betaald aan de rechtsbijstandverlener verschuldigd aan het bestuur, indien de rechtzoekende op grond van het besluit, bedoeld in artikel 34d, eerste lid, geen recht heeft op de verlening van rechtsbijstand.
2 Het bestuur vordert het bedrag, bedoeld in het eerste lid, van de rechtzoekende, tenzij zwaarwegende omstandigheden zich daartegen verzetten.
3 Bij het vaststellen van de termijn of de termijnen waarbinnen moet worden betaald, houdt het bestuur rekening met de draagkracht van de rechtzoekende.
4 Bij gebreke van volledige betaling kan het bestuur na een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht invorderen bij dwangbevel als bedoeld in artikel 4:114 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 34g 1 Tenzij zwaarwegende omstandigheden zich daartegen verzetten, wordt de toevoeging met terugwerkende kracht ingetrokken, indien:
a. de rechtzoekende de kosten van rechtsbijstand kan verhalen op een derde, of
b. op het moment van de definitieve afhandeling van de zaak waarvoor die toevoeging was verleend de rechtzoekende als resultaat van die zaak een vordering met betrekking tot een geldsom ter hoogte van tenminste 50% van het drempelbedrag, genoemd in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 heeft.
2 Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing in zaken betreffende het strafrecht en het vreemdelingenrecht.
3 Artikel 34a, tweede lid, tweede, derde en vierde volzin, en artikel 34d, eerste lid, derde volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 35 1 Tenzij bij algemene maatregel van bestuur anders is bepaald, is de rechtzoekende een eigen bijdrage verschuldigd voor de verlening van rechtsbijstand.
2 De regels omtrent de eigen bijdrage, alsmede de hoogte van de eigen bijdrage worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

Artikel 36 Aan rechtspersonen wordt overeenkomstig de bepalingen van deze wet rechtsbijstand verleend, indien van de rechtspersoon redelijkerwijze niet verwacht kan worden dat deze de kosten van rechtsbijstand betaalt uit eigen vermogen of inkomsten, waaronder begrepen bijdragen van leden of betrokkenen, alsmede subsidies van de overheid. Artikel 35 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 2

De kosten van de verlening van rechtsbijstand

Artikel 37 1 Het bestuur verstrekt aan een rechtsbijstandverlener een subsidie, genoemd vergoeding, voor:
a. de door hem op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand;
b. de door hem verleende rechtsbijstand in een zaak waarin een rechtsbijstandverlener rechtsbijstand heeft verleend in het kader van een door het bestuur getroffen regeling voor het beurtelings verlenen van rechtsbijstand in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen zaken.
2 De vergoeding omvat mede de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen overige kosten die verband houden met de verlening van rechtsbijstand alsmede de omzetbelasting die over de vergoeding is verschuldigd.
3 De voor de rechtzoekende vastgestelde eigen bijdrage wordt op de in het eerste lid bedoelde vergoeding in mindering gebracht.
4 Aan ingeschreven advocaten wordt periodiek een voorschot toegekend.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot:
a. het bedrag van de vergoeding en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;
b. de aanvraag van de vergoeding en de besluitvorming daarover;
c. de voorwaarden waaronder de vergoeding wordt verleend;
d. de verplichtingen van de rechtsbijstandverlener;
e. de vaststelling van de vergoeding;
f. de wijziging van de vergoeding;
g. de verlening van voorschotten;
h. de betaling van de vergoeding;
i. de naleving.

Artikel 37a Indien een rechtspersoon een gehele of gedeeltelijke geldelijke bijdrage ontvangt voor de verlening van rechtskundige diensten, worden aan een advocaat die een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking heeft bij deze rechtspersoon geen vergoeding verstrekt voorzover de door hem op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand redelijkerwijs kan worden aangemerkt als een rechtskundige dienst waarvoor een geldelijke bijdrage is ontvangen.

Artikel 37b 1 Het bestuur kan aan een rechtsbijstandverlener of een samenwerkingsverband van rechtsbijstandverleners ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand subsidie verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten.
2 Het bestuur kan een subsidieplafond vaststellen voor de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt.
3 Het bestuur stelt regels vast voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in het eerste lid.
4 Deze regels bevatten in ieder geval:
a. een uitwerking van de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;
b. een nadere omschrijving van aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen;
d. de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
e. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in acht moet worden genomen;
f. de wijze waarop en de termijn waarbinnen het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
5 De door het bestuur te stellen regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 37c Het bestuur kan met het oog op de verlening van rechtsbijstand een subsidie verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten. Artikel 37b, tweede tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38 1 De rechtzoekende is de hem opgelegde eigen bijdrage van rechtswege verschuldigd aan degene die hem de rechtsbijstand verleent. Voor het overige is hij geen vergoeding verschuldigd, behoudens voor kosten die meer in het bijzonder ten behoeve van zijn zaak zijn gemaakt, voor zover die op grond van artikel 41 aan hem in rekening mogen worden gebracht.
2 De ingevolge artikel 35 verschuldigde eigen bijdrage bedraagt niet meer dan het bedrag van de vergoeding waarop de rechtsbijstandverlener ingevolge artikel 37 recht heeft.
3 De rechtsbijstandverlener licht de rechtzoekende vooraf zo goed mogelijk in over de kosten die voor hem aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden zijn. Hij kan ter verzekering van de inning van de eigen bijdrage en de overige aan de zaak verbonden kosten die voor rekening van de rechtzoekende komen, verlangen dat de rechtzoekende een voorschot betaalt.
4 Indien de rechtzoekende weigerachtig blijft de door hem aan de rechtsbijstandverlener verschuldigde bijdrage en vergoeding voor de kosten te voldoen, wordt het bedrag daarvan nader vastgesteld door de president van de rechtbank van het arrondissement waarin de rechtsbijstandverlener is gevestigd.
5 De in het eerste lid bedoelde eigen bijdrage is van rechtswege verschuldigd aan de voorziening die door het bestuur is getroffen voor de verlening van rechtsbijstand, indien de rechtsbijstand door medewerkers van die voorziening is verleend.

Artikel 39 Bij de in artikel 37, vijfde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de vergoedingen voor diensten die bij de verlening van rechtsbijstand zijn verricht door deurwaarders en, in strafzaken, door tolken, alsmede omtrent betaling van krachtens wettelijk voorschrift of rechterlijk bevel in dag- of nieuwsbladen geplaatste oproepingen of aankondigingen.

Artikel 40 De rechtzoekende is geen kosten verschuldigd voor het uitbrengen van een exploit of het opmaken van een proces-verbaal in een zaak waarin op grond van deze wet rechtsbijstand wordt verleend, noch voor de bijstand bij de tenuitvoerlegging van de in een zodanige zaak gegeven uitspraak.

Artikel 41 1 Bij de in artikel 37, vijfde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de kosten die ten behoeve van de zaak zijn gemaakt en die door de rechtsbijstandverlener in rekening mogen worden gebracht.
2 Tevens kunnen bij deze algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de gegevens die de rechtsbijstandverlener aan het bestuur dient over te leggen inzake:
a. de aan de rechtzoekende boven de eigen bijdrage in rekening gebrachte kosten;
b. de aan de zaak bestede tijd;
c. de wijze waarop de zaak is behandeld.

Afdeling 3

Subsidieverstrekking aan de raad en aan een voorziening

Artikel 42 1 Onze Minister verstrekt de raad een subsidie voor de uitvoering van de wettelijke taken van het bestuur en de raad van advies.
2 In afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is titel 4.2 van die wet van toepassing.
3 De subsidie wordt per boekjaar verstrekt.
4 Afdeling 4.2.8, met uitzondering van de artikelen 4:71 en 4:72, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing, met dien verstande dat:
a. de overeenkomstig artikel 26 van de Kaderwet toe te zenden begroting betrekking heeft op het boekjaar en Onze Minister bij de ingevolge dat artikel vast te stellen datum rekening houdt met de artikelen 4:60 en 4:61 van de Algemene wet bestuursrecht;
b. in afwijking van artikel 4:63 van de Algemene wet bestuursrecht op de inhoud van de begroting de artikelen 27 en 28 van de Kaderwet van toepassing zijn;
c. het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt opgenomen in het jaarverslag, bedoeld in artikel 18 van de Kaderwet.

Artikel 42a 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de gegevens die Onze Minister met het oog op het opstellen van de begroting verstrekt aan de raad, alsmede op welk tijdstip deze gegevens uiterlijk worden verstrekt;
b. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen;
c. de bij de aanvraag tot subsidieverlening over te leggen gegevens of bescheiden;
d. de eisen waaraan de begroting moet voldoen:
e. de wijze waarop de subsidie wordt bepaald;
f. het verlenen van voorschotten;
g. de gevallen waarin de raad een vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigd is, alsmede hoe deze vergoeding wordt berekend;
h. de omvang en aanvulling van de egalisatiereserves en de aanwending van overschotten;
i. de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen;
j. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in acht wordt genomen;
k. de termijn waarbinnen Onze Minister op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie beslist;
l. het onderzoek door de accountant, bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht;
m. de overige eisen waaraan het financiële verslag en het activiteitenverslag moeten voldoen.
2 Onze Minister stelt een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle, als bedoeld in artikel 4:79, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vast.

Artikel 42b 1 Het bestuur kan met het oog op de uitoefening van zijn taken een subsidie verstrekken aan één of meer voorzieningen.
2 Op de subsidie, die per boekjaar wordt verstrekt, is afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
3 Het bestuur stelt regels over de verstrekking van de subsidie, die in ieder geval bepalingen omvatten omtrent:
a. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen;
b. het verlenen van voorschotten;
c. de gevallen waarin de voorziening een vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigd is, alsmede hoe deze vergoeding wordt berekend;
d. de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht, waarvoor de voorziening de toestemming van het bestuur behoeft;
e. het vormen van een egalisatiereserve door de voorziening;
f. de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen;
g. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in acht wordt genomen;
h. het onderzoek door de accountant, bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht.
4 Het bestuur stelt een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle, als bedoeld in artikel 4:79, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vast.
5 De door het bestuur op te stellen regels voor de subsidiëring van een voorziening behoeven de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
6 Voorzover noodzakelijk met het oog op het onderzoek door de accountant, bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht, verstrekt de voorziening persoonsgegevens van rechtzoekenden aan de accountant.

Artikel 42c 1 Het bestuur kan met het oog op de uitvoering van zijn taak subsidie verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten.
2 Het tweede tot en met vijfde lid van artikel 37b zijn van toepassing.