Wet op de rechtsbijstand (WRB)


Hoofdstuk IV

De toevoeging

Artikel 24 1 Het bestuur beslist op de aanvraag om een toevoeging ten behoeve van:
a. rechtsbijstand door een advocaat;
b. rechtsbijstand door een medewerker die in dienstbetrekking is bij een voorziening, tenzij het betreft een medewerker van de voorziening, bedoeld in artikel 7, tweede lid, of van een voorziening als bedoeld in artikel 8, tweede lid, voorzover het de verlening van rechtshulp betreft;
c. rechtsbijstand door personen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder c.
2 De rechtsbijstandverlener dient mede namens de rechtzoekende, een aanvraag om een toevoeging in bij een vestiging van de raad in het ressort waar de rechtsbijstandverlener kantoor houdt. De aanvraag wordt mede namens de rechtzoekende, ondertekend door de rechtsbijstandverlener.
3 De aanvraag om een toevoeging bevat een genoegzame omschrijving van de feiten en omstandigheden betreffende het rechtsprobleem waarvoor rechtsbijstand wordt gevraagd, de aan te voeren gronden dan wel een aanduiding van de werkzaamheden op basis van de toevoeging die ter zake van het rechtsprobleem nodig worden geacht.
4 De rechtsbijstandverlener kan slechts met instemming van het bestuur de toevoeging weigeren. Zolang de toevoeging niet is gewijzigd of ingetrokken, is hij verplicht de nodige rechtsbijstand te verlenen.
5 De toevoeging vermeldt een omschrijving van het rechtsbelang terzake waarvan de toevoeging is verleend. Het besluit vermeldt tevens het bedrag van de eigen bijdrage die op de voet van het bepaalde in artikel 35 is verschuldigd.

Artikel 24a 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen soorten zaken worden aangewezen die worden aangemerkt als zaken waarbij de rechtsbijstand bestaat uit het geven van een eenvoudig rechtskundig advies.
2 Indien blijkt dat de toevoeging in een zaak waarbij de rechtsbijstand bestaat uit het geven van een eenvoudig rechtskundig advies, niet toereikend is voor de verlening van rechtsbijstand in die zaak, vraagt de rechtsbijstandverlener zo spoedig mogelijk een wijziging van de toevoeging aan.

Artikel 25 1 Voorzover beschikbaar worden bij de aanvraag om een toevoeging in ieder geval het burgerservicenummer van de aanvrager en van degenen als bedoeld in artikel 34, derde lid, verstrekt.
2 Indien het een aanvraag betreft van een vreemdeling van wie geen burgerservicenummer beschikbaar is, verstrekt Onze Minister op verzoek van het bestuur de gegevens die voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk zijn.
3 De inspecteur verstrekt op verzoek van het bestuur het bedrag aan vermogen dat meer bedraagt dan het drempelbedrag, genoemd in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de rechtzoekende en van degenen als bedoeld in artikel 34, derde lid. Voor zover van de rechtzoekende of van degenen als bedoeld in artikel 34, derde lid, geen vermogens- of inkomensgegeven beschikbaar is, verstrekt de inspecteur op verzoek van het bestuur zo mogelijk het bedrag dat in het peiljaar het vermogen of inkomen zo goed mogelijk benadert.
4 In de gevallen waarin de inspecteur niet beschikt over de gegevens over vermogen of inkomen, bedoeld in het derde lid, legt de aanvrager stukken over op grond waarvan het bestuur het bedrag aan vermogen of inkomen kan vaststellen.
5 Met het oog op het vaststellen van de financiële draagkracht en van de hoogte van de eigen bijdrage van de rechtzoekende worden op verzoek van het bestuur uit de basisregistratie personen inlichtingen verstrekt over de rechtzoekende en degenen met wie de rechtzoekende een gezamenlijke huishouding voert als bedoeld in artikel 34, derde lid.
6 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de bij de aanvraag over te leggen gegevens en bescheiden alsmede omtrent het opvragen van het burgerservicenummer bij degenen wier inkomen of vermogen betrokken wordt bij de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 26 Vervallen

Artikel 27 Het bestuur kan, alvorens op de aanvraag te beslissen, de rechtzoekende horen, indien hij dat noodzakelijk acht voor de beoordeling van de aanvraag of de financiële draagkracht van de rechtzoekende. Het bestuur kan tevens, tenzij het belang van de rechtzoekende zich daartegen verzet, de tegenpartij in de gelegenheid stellen haar standpunt uiteen te zetten.

Artikel 28 1 Het bestuur kan de toevoeging weigeren indien de aanvraag:
a. wordt ingediend nadat de rechtsbijstand reeds feitelijk is verleend;
b. betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging;
c. een rechtsprobleem betreft dat naar het oordeel van het bestuur eenvoudig afgehandeld kan worden;
d. een rechtsprobleem betreft dat door de voorziening, bedoeld in artikel 7, tweede lid, of door een voorziening als bedoeld in artikel 8, tweede lid, voor zover belast met het verlenen van rechtshulp, kan worden afgehandeld.
2 Bij de in artikel 12, derde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent het in het eerste lid bepaalde nadere regels worden gesteld.
3 Het eerste lid, onderdelen a en c, is niet van toepassing, indien het betreft een toevoeging in een zaak waarbij de rechtsbijstand bestaat uit het geven van een eenvoudig rechtskundig advies. Het bestuur kan evenwel een aanvraag om deze toevoeging weigeren, indien de aanvraag niet binnen vier weken na het geven van het advies is ingediend.

Artikel 29 1 Een afschrift van het besluit tot toevoeging wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voordat de einduitspraak is gedaan, overgelegd aan de rechter voor wie de zaak dient.
2 Indien op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar of administratief beroep wordt ingesteld en de belanghebbende een verzoek om een kostenvergoeding doet, wordt een afschrift van het besluit tot toevoeging zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist dan wel het beroepsorgaan op het beroep heeft beslist, overgelegd aan dat bestuurs- of beroepsorgaan.

Artikel 30 1 In spoedeisende gevallen verleent het bestuur een voorlopige toevoeging. Het bestuur beslist zo spoedig mogelijk daarna over definitieve toevoeging; dit besluit treedt met terugwerkende kracht in de plaats van die tot verlening van een voorlopige toevoeging.
2 Bij de verlening van de voorlopige toevoeging stelt het bestuur de aanvrager overeenkomstig artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een termijn, waarbinnen deze de voor de beoordeling van zijn aanvraag om een definitieve toevoeging van belang zijnde gegevens moet hebben overgelegd.

Artikel 31 Vervallen

Artikel 32 De toevoeging geldt uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.

Artikel 33 1 Het bestuur kan de toevoeging, anders dan op verlangen van de aanvrager, wijzigen, beëindigen of intrekken, indien:
a. deze is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens omtrent de aard of het belang van de zaak, de financiële draagkracht of de woonplaats van de aanvrager;
b. de aanvrager de voor een goede behartiging van zijn zaak noodzakelijke medewerking weigert;
c. de aanvrager in gebreke blijft de door hem verschuldigde eigen bijdrage en overige kosten die voor zijn rekening komen, dan wel een hem daarop gevraagd voorschot, te voldoen;
d. blijkt dat een andere toevoeging mede omvat het rechtsbelang waarvoor de toevoeging is verleend.
2 De toegevoegde rechtsbijstandverlener kan zich na beëindiging of intrekking van de toevoeging aan de zaak onttrekken.
3 Indien de toevoeging wordt beëindigd of ingetrokken op grond van een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan het bestuur het bedrag ter hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 37, vorderen van de rechtzoekende, tenzij de verlening van de vergoeding op grond van artikel 4:48, eerste lid, onder c of d, van de Algemene wet bestuursrecht is ingetrokken of gewijzigd of de vergoeding op grond van artikel 4:46, tweede lid, onder c of d, van de Algemene wet bestuursrecht lager is vastgesteld dan wel de vaststelling van de vergoeding op grond van artikel 4:49, eerste lid, onder b, van die wet is ingetrokken of ten nadele van de rechtsbijstandverlener is gewijzigd.