Wet op de rechterlijke organisatie (RO)
Hoofdstuk 2
Rechtspraak
Vierde afdelingDe gerechtshoven
Paragraaf 1Algemene bepalingen
Artikel 58 1 Rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, werkzaam bij de gerechtshoven zijn:a. senior raadsheren;
b. raadsheren;
c. raadsheren-plaatsvervangers.
2 De rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast in een gerechtshof zijn van rechtswege raadsheer-plaatsvervanger in de overige gerechtshoven.
Artikel 58a Vervallen
Artikel 59 Vervallen
Artikel 59a Vervallen
Artikel 59b Vervallen
Artikel 59c Vervallen
Artikel 59d Vervallen
Artikel 59e Vervallen
Artikel 59f Vervallen
Artikel 59g Vervallen
Artikel 59h Vervallen
Artikel 59i Vervallen
Artikel 60 1 De gerechtshoven oordelen in hoger beroep over de daarvoor vatbare vonnissen, beschikkingen en uitspraken in burgerlijke zaken, strafzaken en belastingzaken van de rechtbanken in hun ressort.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het aan hoger beroep onderworpen deel van het vonnis van een rechtbank in een strafzaak dat betrekking heeft op de vordering van de benadeelde partij indien de vordering meer dan € 1 750 bedraagt.
3 Het bestuur van het gerechtshof kan uit de bij het gerecht werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast raadsheren-commissarissen aanwijzen, belast met de behandeling van strafzaken.
Artikel 60a Vervallen
Artikel 61 De gerechtshoven nemen in eerste aanleg, tevens in hoogste ressort, kennis van jurisdictiegeschillen tussen rechtbanken binnen hun rechtsgebied, met uitzondering van geschillen als bedoeld in artikel 8:9 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 61a Vervallen
Artikel 61b Vervallen
Artikel 62 1 De gerechtshoven nemen in eerste aanleg, tevens in hoogste ressort, kennis van de voor hoger beroep vatbare burgerlijke zaken waarin partijen zijn overeengekomen deze bij de aanvang van het geding bij wege van prorogatie aanhangig te maken bij het gerechtshof dat in hoger beroep bevoegd zou zijn.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op zaken die niet ter vrije bepaling van partijen staan.
Artikel 62a 1 Onze Minister kan, gehoord de Raad, een gerechtshof of meerdere gerechtshoven aanwijzen waarvan de zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen ten behoeve van een in de aanwijzing te bepalen categorie of categorieën van zaken tijdelijk mede worden aangemerkt als zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen van een ander gerechtshof, indien dit noodzakelijk is als gevolg van gebrek aan voldoende zittingscapaciteit binnen het ressort waarin dat andere gerechtshof is gelegen.
2 In de aanwijzing bepaalt Onze Minister voor welke periode de aanwijzing geldt. De aanwijzing geldt ten hoogste drie jaren en kan eenmaal worden verlengd voor de duur van ten hoogste een jaar.
3 Indien de aanwijzing betrekking heeft op strafzaken vindt de aanwijzing niet plaats dan nadat Onze Minister daarover het College van procureurs-generaal heeft gehoord.
4 De aanwijzing wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
5 Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verlenging van de aanwijzing.
Artikel 62b Het gerechtshof kan een zaak ter verdere behandeling verwijzen naar een ander gerechtshof, indien naar zijn oordeel door betrokkenheid van het gerechtshof behandeling van die zaak door een ander gerechtshof gewenst is.