Wet op de rechterlijke organisatie (RO)


Hoofdstuk 2

Rechtspraak

AFDELING 6

RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK

Paragraaf 4

Toezicht

Artikel 105 De Raad verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen.

Artikel 106 1 Een beslissing van de Raad ter uitvoering van de in artikel 91 genoemde taken kan op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit worden vernietigd indien de beslissing in strijd is met het recht of het belang van een goede bedrijfsvoering van de rechterlijke organisatie. Een beslissing van de Raad als bedoeld in artikel 21a, eerste lid, kan op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit worden vernietigd wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
2 De artikelen 8:4, onderdeel a, 10:36, 10:37 en 10:38 tot en met 10:45 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 107 1 In geval van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte kan Onze Minister een of meer leden van de Raad voordragen voor ontslag als lid van de Raad. In geval van een ernstig vermoeden voor het bestaan van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte, kan Onze Minister een of meer leden van de Raad voordragen voor schorsing als lid van de Raad.
2 De schorsing of het ontslag geschiedt bij koninklijk besluit.
3 Indien alle leden van de Raad zijn geschorst of ontslagen, kan Onze Minister bij de Raad een of meer tijdelijke bewindvoerders aanstellen. Artikel 84, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. Bij de aanstelling wordt een termijn bepaald voor de bewindvoering.

Artikel 108 1 Tegen een besluit op grond van artikel 107, eerste en tweede lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Hoge Raad.
2 De Hoge Raad beoordeelt of de Kroon in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat sprake is van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte, onderscheidenlijk een ernstig vermoeden voor het bestaan daarvan, alsmede of Onze Minister bij zijn voordracht in strijd met artikel 109 heeft gehandeld.
3 Op het beroep is hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en de artikelen 8:10,8:11, 8:13 en 8:86, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 109 Bij de uitvoering van de bevoegdheden, toegedeeld bij of krachtens deze wet, treedt Onze Minister niet in de procesrechtelijke behandeling van, de inhoudelijke beoordeling van alsmede de beslissing in een concrete zaak of in categorieën van zaken.

Artikel 110 Vervallen