Wet op de rechterlijke organisatie (RO)
Hoofdstuk 2
Rechtspraak
Afdeling 5De Hoge Raad
Artikel 72 1 De Hoge Raad bestaat uit een president, ten hoogste zeven vice-presidenten, ten hoogste dertig raadsheren en ten hoogste twintig raadsheren in buitengewone dienst.2 De raadsheren in buitengewone dienst verrichten, als raadsheer, werkzaamheden voorzover zij daartoe door de president worden opgeroepen.
3 Bij de Hoge Raad is een griffier werkzaam.
4 Bij de Hoge Raad kunnen gerechtsauditeurs en een substituut-griffier werkzaam zijn.
5 Voor de toepassing van het eerste lid worden de president van, de vice-presidenten van en de raadsheren in de Hoge Raad aan wie buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging is verleend, voor de duur van dat verlof en gedurende ten hoogste een jaar daarna buiten beschouwing gelaten.
6 Voor de toepassing van het eerste lid worden rechterlijke ambtenaren die zijn aangesteld voor een minder dan volledige arbeidsduur, geteld overeenkomstig de breuk die hun arbeidsduur aangeeft.
Artikel 73 1 In geval van ziekte of andere verhindering wordt de president vervangen door een vice-president.
2 In geval van ziekte of andere verhindering van de griffier wordt hij, bij gebreke van een substituut-griffier, vervangen door een waarnemend griffier.
3 De waarnemend griffiers worden door Onze Minister aangewezen op aanbeveling van de Hoge Raad. Alvorens voor de eerste keer door de president van de Hoge Raad te worden opgeroepen leggen zij de eed of belofte af. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt het formulier voor de eed of belofte vastgesteld en worden regels gesteld over de beëdiging. Aan een waarnemend griffier wordt volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels door Onze Minister een vergoeding toegekend.
4 Een waarnemend griffier wordt op eigen verzoek door Onze Minister ontslagen. Onze Minister stelt de president van de Hoge Raad hiervan op de hoogte.
5 Onze Minister kan een waarnemend griffier ontslaan:
a. indien hij gedurende een periode van ten minste drie jaar geen griffierswerkzaamheden heeft verricht;
b. op grond van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte; of
c. wegens het doen of nalaten van iets wat een persoon, werkzaam ten behoeve van de Hoge Raad, behoort na te laten of te doen.
Artikel 74 De Hoge Raad geeft advies of inlichtingen wanneer dat vanwege de regering wordt gevraagd.
Artikel 75 1 De Hoge Raad vormt, op voorstel van de president, een of meer meervoudige kamers en, voor de gevallen waarin de wet dat voorschrijft, een of meer enkelvoudige kamers en bepaalt de bezetting daarvan.
2 Bij de Hoge Raad worden zaken, behoudens bij de wet bepaalde uitzonderingen, behandeld en beslist door vijf leden van een meervoudige kamer, van wie een als voorzitter optreedt.
3 De voorzitter van een meervoudige kamer kan bepalen dat een zaak die daarvoor naar zijn oordeel geschikt is, wordt behandeld en beslist door drie leden van die kamer. Indien de zaak naar het oordeel van een van deze leden ongeschikt is voor behandeling en beslissing door drie leden, wordt de behandeling voortgezet door vijf leden.
4 De Hoge Raad stelt, op voorstel van de president, een reglement van inwendige dienst vast. In dit reglement wordt de indeling in kamers vastgelegd.
5 Het reglement wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
6 De Hoge Raad stelt een regeling vast voor de behandeling van klachten. Artikel 26, vierde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 76 1 De Hoge Raad neemt in eerste instantie, tevens in hoogste ressort, kennis van de ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen begaan door de leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen.
2 Onder ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen worden hier begrepen strafbare feiten begaan onder een der verzwarende omstandigheden omschreven in artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht.
3 In de gedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is de Hoge Raad tevens bevoegd kennis te nemen van de vordering tot vergoeding van kosten en schaden ten behoeve van de benadeelde partij.
4 In de gedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, oordeelt de Hoge Raad met een aantal van tien raadsheren. Bij het staken der stemmen wordt een uitspraak ten voordele van de verdachte gedaan.
Artikel 77 1 De Hoge Raad neemt in eerste aanleg, tevens in hoogste ressort, kennis van jurisdictiegeschillen tussen:
a. rechtbanken, tenzij artikel 61 van toepassing is;
b. gerechtshoven;
c. een gerechtshof en een rechtbank;
d. een tot de rechterlijke macht behorend gerecht en een niet tot de rechterlijke macht behorend gerecht;
e. bestuursrechters, tenzij een andere bestuursrechter daartoe bevoegd is.
2 Indien het jurisdictiegeschil is gerezen tussen de Hoge Raad en een ander in het eerste lid genoemd gerecht, wordt de Hoge Raad ter beslissing daarvan zoveel mogelijk samengesteld uit raadsheren die van de zaak nog geen kennis genomen hebben.
Artikel 78 1 De Hoge Raad neemt kennis van het beroep in cassatie tegen de handelingen, arresten, vonnissen en beschikkingen van de gerechtshoven en de rechtbanken, ingesteld hetzij door een partij, hetzij «in het belang der wet» door de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op de handelingen en uitspraken van de rechtbanken in zaken waarvan zij als bestuursrechter kennis nemen.
3 Het eerste lid is voorts niet van toepassing ten aanzien van de handelingen en beslissingen van de rechtbanken en van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zaken met betrekking tot de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en in zaken betreffende bestuurlijke boeten opgelegd op grond van artikel 154b van de Gemeentewet, met dien verstande dat de Hoge Raad wel kennis neemt van de eis tot «cassatie in het belang der wet» door de procureur-generaal.
4 De Hoge Raad neemt kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voorzover dit bij wet is bepaald.
5 De Hoge Raad neemt kennis van het beroep in cassatie ingesteld «in het belang der wet» tegen uitspraken van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, bedoeld in artikel 32 van de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming.
6 Een partij kan geen beroep in cassatie instellen indien voor haar een ander gewoon rechtsmiddel openstaat of heeft opengestaan.
7 Cassatie «in het belang der wet» kan niet worden ingesteld indien voor partijen een gewoon rechtsmiddel openstaat en brengt geen nadeel toe aan de rechten door partijen verkregen
Artikel 79 1 De Hoge Raad vernietigt handelingen, arresten, vonnissen en beschikkingen:
a. wegens verzuim van vormen voorzover de niet-inachtneming daarvan uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm;
b. wegens schending van het recht met uitzondering van het recht van vreemde staten.
2 Feiten waaruit het gelden of niet gelden van een regel van gewoonterecht wordt afgeleid, worden voorzover zij bewijs behoeven, alleen op grond van de bestreden beslissing als vaststaande aangenomen.
Artikel 80 1 Tegen een vonnis of een beschikking van een kantonrechter in een burgerlijke zaak waartegen geen hoger beroep kan of kon worden ingesteld, kan een partij slechts beroep in cassatie instellen wegens:
a. het niet inhouden van de gronden waarop het vonnis of de beschikking berust;
b. het niet in het openbaar gedaan zijn van het vonnis of, voorzover rechtens vereist, de beschikking;
c. onbevoegdheid; of
d. overschrijding van rechtsmacht.
2 Een vonnis van een kantonrechter in een strafzaak kan, afgezien van het geval van cassatie «in het belang der wet», wegens geen ander verzuim van vormen worden vernietigd dan wegens:
a. het niet inhouden van het ten laste gelegde dan wel, in geval van een bewezenverklaring, het ten laste gelegde alsmede de gronden waarop het vonnis berust;
b. het niet beslissen op de grondslag van de tenlastelegging;
c. het niet geven van de beslissing, bedoeld in artikel 358, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dan wel het niet geven van de redenen voor deze beslissing; of
d. het niet in het openbaar gewezen zijn van het vonnis.
Artikel 80a 1 De Hoge Raad kan, gehoord de procureur-generaal, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren wanneer de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep instelt klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
2 De Hoge Raad neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid niet dan nadat de Hoge Raad kennis heeft genomen van:
a. de procesinleiding, bedoeld in artikel 407 onderscheidenlijk artikel 426a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en het verweerschrift, bedoeld in artikel 411, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 426b van dat Wetboek, voor zover ingediend;
b. de schriftuur, houdende de middelen van cassatie, bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering; dan wel
c. het beroepschrift waarbij beroep in cassatie wordt ingesteld, bedoeld in artikel 28 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en het verweerschrift, bedoeld in artikel 29b, van die wet, voor zover ingediend.
3 Het beroep in cassatie wordt behandeld en beslist door drie leden van een meervoudige kamer, van wie een als voorzitter optreedt.
4 Indien de Hoge Raad toepassing geeft aan het eerste lid, kan hij zich bij de vermelding van de gronden van zijn beslissing beperken tot dit oordeel.
Artikel 81 1 Indien de Hoge Raad oordeelt dat een aangevoerde klacht niet tot cassatie kan leiden en niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, kan hij zich bij de vermelding van de gronden van zijn beslissing beperken tot dit oordeel.
2 Het beroep in cassatie wordt behandeld en beslist door drie leden van een meervoudige kamer, van wie een als voorzitter optreedt.
Artikel 81a De Hoge Raad neemt kennis van door de rechtbanken en de gerechtshoven gestelde prejudiciële vragen.
Artikel 82 1 De Hoge Raad is belast met de beëdiging van functionarissen ten aanzien van wie zulks bij of krachtens de wet is bepaald.
2 De in het eerste lid bedoelde taak wordt uitgeoefend door de president van de Hoge Raad. De beëdiging geschiedt op vordering van de procureur-generaal.
Artikel 83 De rechtbanken, de gerechtshoven en de presidenten geven inlichtingen wanneer die door de Hoge Raad voor de behandeling van een zaak noodzakelijk worden geacht.
Artikel 83a Vervallen