Wet op de Raad van State (RvS)
Artikel 6 1 Alvorens hun ambt te aanvaarden leggen de vice-president en de leden in handen van de Koning de volgende eed (verklaring en belofte) af:
«Ik zweer (verklaar) dat ik, tot het verkrijgen van mijn aanstelling, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, aan iemand iets heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, van niemand enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen, middellijk of onmiddellijk.
Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, dat ik het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet steeds zal helpen onderhouden en mijn ambt met eerlijkheid, nauwgezetheid en onpartijdigheid zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig!»
(Dat verklaar en beloof ik»).
2 Deze eed (verklaring en belofte) kan door de leden ook worden afgelegd in een vergadering van de Raad in handen van de vice-president, daartoe door de Koning gemachtigd.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-09-2010 | wijziging | Stb 2010 175 (pdf) | 30585 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-1994 | vervallen | Stb 1993 650 (pdf) | 22495 | MvT (pdf) |
01-08-1989 | wijziging | Stb 1989 293 (pdf) | 19890 | MvT (pdf) |
01-05-1976 | wijziging | Stb 1975 283 (pdf) | 11280 | MvT (pdf) |
16-04-1962 | nieuwe-regeling | Stb 1962 88 (pdf) | 5378 | MvT (pdf) |