Wet op de naburige rechten (WNR)


Hoofdstuk 4

Bepalingen van strafrecht

Artikel 21 Hij die opzettelijk inbreuk maakt op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 22 Hij, die opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op de rechten als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film of een opname van een programma, of een reproductie daarvan, is vervat,
a. openlijk ter verspreiding aanbiedt,
b. ter reproductie of ter verspreiding voorhanden heeft,
c. invoert, doorvoert of uitvoert, of
d. bewaart uit winstbejag,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 23 Hij, die van het plegen van de misdrijven als bedoeld in de artikelen 21 en 22, zijn beroep maakt of het plegen van deze misdrijven als bedrijf uitoefent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 24 Hij, die een voorwerp waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat daarin met inbreuk op de rechten als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film of een opname van een programma, of een reproductie daarvan, is vervat,
a. openlijk ter verspreiding aanbiedt,
b. ter reproductie of ter verspreiding voorhanden heeft,
c. invoert, doorvoert of uitvoert of
d. bewaart uit winstbejag,
wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

Artikel 25 Hij die opzettelijk in een uitvoering, in de benaming daarvan of in de aanduiding van de uitvoerende kunstenaar wederrechtelijk enige wijziging aanbrengt, of wel een zodanige uitvoering op enige andere wijze, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de uitvoerende kunstenaar of aan zijn waarde in deze hoedanigheid, aantast, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 26 De feiten strafbaar gesteld in de artikelen 21, 22, 23, 24 en 25 zijn misdrijven.

Artikel 27 Hij die in een schriftelijke aanvrage of opgave aan de in artikel 15, eerste lid, bedoelde rechtspersoon, dienende voor de vaststelling van het op grond van artikel 7 van deze wet verschuldigde, opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 27a Degene die een opgave, bedoeld in artikel 15d, opzettelijk nalaat dan wel in een dergelijke opgave opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 28 De opsporingsambtenaren zijn bevoegd, tot het opsporen van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten en ter inbeslagneming van hetgeen daarvoor vatbaar is, elke plaats te betreden. Indien hun de toegang wordt geweigerd, verschaffen zij zich die desnoods met inroeping van de sterke arm. In woningen treden zij tegen de wil van de bewoner niet binnen dan op vertoon van een schriftelijke bijzondere last van of in tegenwoordigheid van een officier van justitie of een hulpofficier van justitie. Van dit binnentreden wordt door hen binnen vierentwintig uren procesverbaal opgemaakt.

Artikel 29 De opsporingsambtenaren kunnen te allen tijde tot het opsporen van bij deze wet strafbaar gestelde feiten inzage vorderen van alle bescheiden of andere gegevensdragers, waarvan inzage voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig is, bij hen die in de uitoefening van hun beroep of bedrijf opnamen of reprodukties daarvan, waarop de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde rechten betrekking hebben, reproduceren, verkopen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen dan wel voor die doeleinden invoeren, doorvoeren, uitvoeren aanbieden of in voorraad hebben of openbaar maken.

Artikel 30 1 De door de strafrechter verbeurd verklaarde opnamen en reprodukties worden vernietigd; echter kan de rechter bij het vonnis bepalen, dat zij aan de rechthebbende zullen worden afgegeven, indien deze zich daartoe ter griffie aanmeldt binnen een maand nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
2 Door de afgifte gaat de eigendom van de opnamen en reprodukties op de rechthebbende over. De rechter zal kunnen gelasten, dat die afgifte niet zal geschieden dan tegen een bepaalde door de rechthebbende te betalen vergoeding, welke ten bate komt van de Staat.

Artikel 31 Vervallen