Wet op de naburige rechten (WNR)


Hoofdstuk 3

De uitoefening en de handhaving van de naburige rechten

Artikel 13 De in artikel 2 bedoelde rechten kunnen, ingeval het een gezamenlijke uitvoering door zes of meer personen betreft, uitsluitend worden uitgeoefend door een door de aan die uitvoering deelnemende uitvoerende kunstenaars bij meerderheid gekozen vertegenwoordiger. Het bepaalde in de eerste zin van dit artikel is niet van toepassing op de aan de gezamenlijke uitvoering meewerkende solist, regisseur en dirigent. De handhaving van de in artikel 2 bedoelde rechten kan, ingeval het een gezamenlijke uitvoering betreft, door een ieder van de aan die uitvoering deelnemende uitvoerende kunstenaars geschieden, tenzij anders is overeengekomen.

Artikel 14 Indien aan twee of meer producenten van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films of omroeporganisaties een gemeenschappelijk recht ten aanzien van eenzelfde fonogram, eerste vastlegging van een film of programma toekomt, kan de handhaving van dit recht door ieder van hen geschieden, tenzij anders is overeengekomen.

Artikel 14a Op het recht toestemming te verlenen voor het openbaar maken door middel van het doorgeven van op grond van deze wet beschermd materiaal via de kabel of langs andere weg, zijn de artikelen 26a tot en met 26c van de Auteurswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14b Wanneer een omroeporganisatie de programmadragende signalen rechtstreeks aanlevert bij degene die de uitzending van op grond van deze wet beschermd materiaal via de kabel of langs andere weg verzorgt zonder dat de omroeporganisatie de signalen zelf gelijktijdig uitzendt, is er sprake van een enkele mededeling aan het publiek van in een radio of televisieprogramma opgenomen op grond van deze wet beschermd materiaal waarvoor de omroeporganisatie en degene die de programmadragende signalen uitzendt ieder voor zijn eigen bijdrage aan die mededeling aan het publiek verantwoordelijk is.

Artikel 14c Vervallen

Artikel 14d Vervallen

Artikel 15 1 De betaling van de in artikel 7 bedoelde billijke vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie aan te wijzen representatieve rechtspersoon die met uitsluiting van anderen met de inning en verdeling van deze vergoeding is belast. Ten aanzien van de vaststelling van de hoogte van de vergoeding en de inning daarvan alsmede de uitoefening van het uitsluitend recht vertegenwoordigt de in de vorige zin bedoelde rechtspersoon de rechthebbenden in en buiten rechte.
2 De in het eerste lid bedoelde rechtspersoon staat onder toezicht van het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
3 De verdeling van de geïnde vergoedingen geschiedt overeenkomstig een reglement dat is opgesteld door de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, en dat is goedgekeurd door het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.

Artikel 15a 1 De betaling van de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen naar hun oordeel representatieve rechtspersoon, die met uitsluiting van anderen belast is met de inning en de verdeling van deze vergoeding. In aangelegenheden betreffende de vaststelling van de hoogte van de vergoeding en de inning daarvan alsmede de uitoefening van het uitsluitende recht vertegenwoordigt de in de vorige zin bedoelde rechtspersoon de rechthebbenden in en buiten rechte.
2 De in het eerste lid bedoelde rechtspersoon staat onder toezicht van het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
3 De verdeling van de geïnde vergoedingen geschiedt overeenkomstig een reglement, dat is opgesteld door de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, en dat is goedgekeurd door het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.

Artikel 15b De hoogte van de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van rechthebbenden en de ingevolge voornoemde artikelen betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden behartigd. De voorzitter van het bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het aantal bestuursleden van deze stichting dient oneven te zijn.

Artikel 15c Geschillen met betrekking tot de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding worden in eerste aanleg bij uitsluiting beslist door de rechtbank Den Haag.

Artikel 15d Degene die tot betaling van de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding verplicht is, is gehouden, voor zover geen ander tijdstip is overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in artikel 15a, eerste lid, bedoelde rechtspersoon opgave te doen van het aantal rechtshandelingen, bedoeld in eerstgenoemde artikelen. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon onverwijld de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.

Artikel 15e De rechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op zijn naburig recht te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.

Artikel 15f De voorzieningenrechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de rechthebbende geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in artikel 15e toestaan.

Artikel 15g 1 De betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding geschiedt aan een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen rechtspersoon. Deze rechtspersoon is met uitsluiting van anderen belast met de inning en verdeling van de vergoeding.
2 Degene die is verplicht tot betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding verschaft de gerechtigde tot die vergoeding op zijn verzoek alle informatie die noodzakelijk is ter verkrijging van de betaling.
3 Degene die is verplicht tot betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding, doet, voor zover geen ander tijdstip is overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon opgave van de inkomsten die hij met het fonogram heeft verkregen. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon onverwijld de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.
4 Degene die de in het vorige lid bedoelde opgave opzettelijk nalaat dan wel in die opgave opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 16 1 In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag.
2 Naast schadevergoeding kan de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, vorderen dat degene die inbreuk op zijn recht heeft gemaakt wordt veroordeeld de door deze tengevolge van de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen.
3 De rechthebbende kan de in het tweede lid bedoelde vorderingen of een van deze ook namens of mede namens een licentienemer instellen, onverminderd de bevoegdheid van deze laatste in een al of niet namens hem of mede namens hem door de rechthebbende ingesteld geding tussen te komen om rechtstreeks de door hem geleden schade vergoed te krijgen of om zich een evenredig deel van de door de verweerder af te dragen winst te doen toewijzen. De in het tweede lid bedoelde vorderingen of een van deze kan een licentienemer slechts instellen als hij de bevoegdheid daartoe heeft bedongen.

Artikel 17 1 De rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, geven de bevoegdheid om opnamen of reproducties daarvan die in strijd met die rechten in het verkeer zijn gebracht alsmede niet geoorloofde opnamen of reproducties, als zijn eigendom op te eisen dan wel onttrekking aan het handelsverkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen. Gelijke bevoegdheid bestaat ten aanzien van roerende zaken die geen registergoederen zijn en die rechtstreeks hebben gediend tot de vervaardiging van de in de eerste zin bedoelde opnamen of reproducties. Bevoegdheid tot opeising bestaat tevens ten aanzien van gelden waarvan aannemelijk is dat zij zijn verkregen door of als gevolg van inbreuk op een van de in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8 bedoelde rechten. Teneinde tot vernietiging of onbruikbaarmaking over te gaan, kan de gerechtigde de afgifte van deze zaken vorderen.
2 De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende beslag en executie tot afgifte van roerende zaken die geen registergoederen zijn, zijn van toepassing. Bij samenloop met een ander beslag gaat degene die beslag heeft gelegd krachtens dit artikel voor.
3 Tenzij anders is overeengekomen, heeft de licentienemer het recht de uit het eerste lid voortvloeiende bevoegdheden uit te oefenen, voor zover deze strekken tot bescherming van de rechten waarvan de uitoefening hem is toegestaan.
4 Gelijke bevoegdheid tot opeising, dan wel tot onttrekking aan het handelsverkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking alsmede tot afgifte teneinde tot vernietiging of onbruikbaarmaking over te gaan, bestaat ten aanzien van inrichtingen, producten en onderdelen als bedoeld in artikel 19 en reproducties als bedoeld in artikel 19a, die geen registergoederen zijn.
5 De maatregelen bedoeld in het eerste en vierde lid worden op kosten van de verweerder uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.
6 De rechter kan op vordering van de rechthebbende bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken, aan de gerechtigde mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.
7 Bij de beoordeling van de maatregelen die de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, of diens licentienemer kan vorderen ingevolge de bevoegdheden, genoemd in het eerste en vierde lid, houdt de rechter rekening met de noodzakelijke evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen en met de belangen van derden.

Artikel 18 De in artikel 17, eerste lid, bedoelde bevoegdheid kan niet worden uitgeoefend ten aanzien van opnamen of reprodukties daarvan, die onder personen berusten, die niet in soortgelijke zaken handel drijven en deze uitsluitend voor eigen gebruik hebben verkregen, tenzij zij zelf inbreuk op het desbetreffende recht hebben gemaakt.

Artikel 18a De rechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.

Artikel 19 1 Degene, die doeltreffende technische voorzieningen omzeilt en dat weet of redelijkerwijs behoort te weten, handelt onrechtmatig.
2 Degene die diensten verricht of inrichtingen, producten of onderdelen vervaardigt, invoert, distribueert, verkoopt, verhuurt, adverteert of voor commerciële doeleinden bezit die:
a) aangeboden, aangeprezen of in de handel gebracht worden met het doel om de beschermende werking van doeltreffende technische voorzieningen te omzeilen, of
b) slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben anders dan het omzeilen van de beschermende werking van doeltreffende technische voorzieningen, of
c) vooral ontworpen, vervaardigd of aangepast worden met het doel het omzeilen van de beschermende werking van doeltreffende technische voorzieningen mogelijk of gemakkelijker te maken,
handelt onrechtmatig.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden vastgesteld die de uitvoerende kunstenaar, producent van fonogrammen, producent van films, uitgever van perspublicaties en omroeporganisatie, of hun rechtverkrijgenden, er toe verplichten aan de gebruiker van een uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, film, perspublicatie of programma, of een reproductie daarvan voor doeleinden als omschreven in artikel 10, onderdelen g, i en k, en artikel 11 de nodige middelen te verschaffen om van deze beperkingen te profiteren, mits de gebruiker rechtmatig toegang tot door de technische voorziening beschermde uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, film, perspublicatie of programma, of reproductie daarvan, heeft. Het bepaalde in de voorgaande zin geldt niet ten aanzien van uitvoeringen, opnamen van uitvoeringen, fonogrammen, films, perspublicaties of programma's, of reproducties daarvan, die onder contractuele voorwaarden aan gebruikers beschikbaar worden gesteld op een door hen individueel gekozen plaats en tijd. Artikel 17d van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing.
4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld die de uitvoerende kunstenaar, producent van fonogrammen, producent van films en omroeporganisatie, of hun rechtverkrijgenden, er toe verplichten aan de gebruiker van een uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, programma en opname van een programma, of een reproductie daarvan, voor het gebruik als omschreven in artikel 10, onderdelen e, f, m, n, p en q, de nodige middelen te verschaffen om van deze beperkingen te profiteren, mits de gebruiker rechtmatig toegang heeft tot door de technische voorziening beschermde uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, programma of opname van een programma, of reproductie daarvan. Artikel 17d van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19a Degene die opzettelijk en zonder daartoe gerechtigd te zijn elektronische informatie betreffende het beheer van rechten verwijdert of wijzigt, of van opnamen van uitvoeringen, fonogrammen, films, perspublicaties of programma's, of reproducties daarvan, op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd, verspreidt, ter verspreiding invoert, uitzendt of anderszins openbaar maakt, en weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot inbreuk op de rechten als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8 dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt, handelt onrechtmatig.

Artikel 19b Een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud stelt de door de gebruikers van zijn dienst aangeboden opnames van uitvoeringen, fonogrammen, eerste vastleggingen van films, opnames van programma’s, of reproducties daarvan, beschikbaar voor het publiek of maakt die op grond van deze wet beschermde prestaties anderszins openbaar. De artikelen 17d, 29c, eerste tot en met achtste lid, 29d en 29e van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19c 1 Op een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die een niet-exclusieve licentie voor niet-commerciële doeleinden verleent aan een cultureel erfgoedinstelling voor het reproduceren, in het verkeer brengen, beschikbaar stellen voor het publiek of anderszins openbaar maken van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, perspublicatie of opname van een programma, of een reproductie daarvan, die permanent deel uitmaken van de collectie van die erfgoedinstelling en de op grond van deze wet beschermde prestaties niet in de handel verkrijgbaar zijn, zijn artikel 17d en de eerste paragraaf van hoofdstuk IVa van de Auteurswet van overeenkomstige toepassing.
2 Op een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die een licentie een verruimde werking verleent voor het gebruik van op grond van deze wet beschermde prestaties, zijn de artikelen 17d en 45 van de Auteurswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20 1 Op verzoek van een of meer naar het oordeel van de Minister van Justitie representatieve organisaties van bedrijfs- of beroepsgenoten, die rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid zijn en die ten doel hebben de behartiging van de belangen van personen die beroeps- of bedrijfsmatig opnamen of reprodukties daarvan, verkopen, verhuren, uitlenen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen dan wel voor die doeleinden invoeren, aanbieden of in voorraad hebben, kan voornoemde minister bepalen dat door hem aangewezen beroeps- of bedrijfsgenoten verplicht zijn hun administratie te voeren op een nader door hem aan te geven wijze.
2 Hij die de in het vorige lid bedoelde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie. Het feit is een overtreding.