Wet op de loonvorming (LV)


§ 5

Andere maatregelen in het algemeen sociaal-economisch belang

Artikel 10 1 Onze Minister kan, indien naar zijn oordeel een zich plotseling voordoende noodsituatie van de nationale economie, veroorzaakt door één of meer schoksgewijze optredende externe factoren, het nemen van maatregelen ten aanzien van het peil van de loonkosten vereist, algemene regelen vaststellen betreffende lonen en andere op geld waardeerbare arbeidsvoorwaarden.
2 Een regeling op grond van het eerste lid dient gepaard te gaan met de aankondiging van andere maatregelen welke in verband met het zich voordoen van de aldaar bedoelde noodsituatie vereist zijn. Voorts dient, indien een regeling op grond van het eerste lid wordt vastgesteld, voorzien te worden in een adequate bescherming van de levensstandaard van de werknemers.
3 Het tijdvak waarvoor een krachtens het eerste lid genomen besluit geldt omvat een bij het besluit vast te stellen periode die niet langer is dan zes maanden. Deze periode kan één maal worden verlengd met een termijn van ten hoogste zes maanden.
4 Onze Minister kan vrijstelling, of, op verzoek, ontheffing verlenen van de krachtens het eerste lid gestelde regelen. Een vrijstelling of ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en daaraan kunnen voorschriften worden verbonden.
5 Het is de werkgever verboden te handelen in strijd met krachtens het eerste en vierde lid gestelde regelen en voorschriften.

Artikel 11 Elk beding tussen een werkgever en een werknemer alsmede elke bepaling in een collectieve arbeidsovereenkomst strijdig met de krachtens artikel 10, eerste lid, gestelde regelen, is nietig, behoudens voor zover vrijstelling of ontheffing is verleend. In plaats van zodanig beding of zodanige bepaling gelden die regelen.

Artikel 12 1 Alvorens aan artikel 10, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 10, vierde lid, voorzover vrijstelling betreffende, toepassing te geven voert Onze Minister terzake overleg met de Stichting van de Arbeid, alsmede met niet in de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigde organisaties van werkgevers en van werknemers, welke naar zijn oordeel op centraal niveau hiervoor in aanmerking komen.
2 In geval het in het eerste lid bedoelde overleg niet heeft plaatsgevonden binnen een week nadat een uitnodiging daartoe door Onze Minister is gedaan, geldt het aldaar bepaalde niet, met dien verstande dat Onze Minister in dat geval na het vaststellen van een regeling zo spoedig mogelijk alsnog, op de voet van het in dat lid bepaalde, overgaat tot het voeren van overleg over het al dan niet handhaven of wijzigen van de regeling.
3 Indien een regeling op grond van artikel 10, eerste lid, wordt voorbereid, wordt, nadat het in het eerste lid bedoelde overleg heeft plaatsgevonden dan wel de in het tweede lid bedoelde termijn van een week is verstreken, de zakelijke inhoud daarvan schriftelijk medegedeeld aan de beide Kamers der Staten-Generaal. De regeling wordt niet eerder vastgesteld dan nadat een week is verstreken na die mededeling.
4 Het bepaalde in de voorafgaande leden is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een verlenging als bedoeld in artikel 10, derde lid.