Wet op de Kamer van Koophandel


Hoofdstuk 8

Financiering

Artikel 34 1 Voor activiteiten ter uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 5, 24 tot en met 28, eerste lid, 30 en 31, stelt Onze Minister ter gehele of gedeeltelijke financiering van de aan de uitvoering van die activiteiten voor de Kamer verbonden kosten, de vergoedingen vast.
2 De Kamer doet, gehoord de Centrale Raad, met het oog op de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, aan Onze Minister jaarlijks vóór 15 oktober een voorstel toekomen.
3 De vergoedingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verschuldigd, zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de betalingstermijn vastgesteld.
4 De Kamer is bevoegd de betaling van de vergoedingen, bedoeld in het eerste lid, af te dwingen door het uitvaardigen van een dwangbevel.

Artikel 35 1 Indien de Kamer besluit tot het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 30 of 31, geschiedt zulks tegen vergoeding van de aan de uitvoering van die taken voor de Kamer verbonden integrale kosten.
2 Vergoedingen en bijdragen die aan de Kamer zijn verschuldigd anders dan op basis van het eerste lid, worden niet aangewend ter vergoeding van kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de in het eerste lid genoemde taken.
3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van rechtspersonen van wie de meerderheid van de aandelen of de stemrechten in de algemene vergadering in handen is van de Kamer, of van wie de meerderheid van de bestuurders of van de commissarissen door de Kamer wordt benoemd.

Artikel 35a De artikelen 34 en 35 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van bij of krachtens andere wetten dan deze wet geregelde taken, voor zover bij of krachtens die wetten de financiering van de aan de uitvoering van die taken verbonden kosten niet geregeld is.