Wet op de Kamer van Koophandel
Hoofdstuk 7
Taken van de Kamer en voorwaarden voor de taakuitoefening
Artikel 24 De Kamer is belast met de inrichting en het beheer van de regionale ondernemerspleinen.Artikel 25 De Kamer heeft tot taak desgevraagd inlichtingen van algemene aard te verstrekken ten aanzien van het oprichten en drijven van een onderneming.
Artikel 26 De Kamer heeft tot taak:
a. gerichte voorlichting te geven op juridisch en economisch terrein ten aanzien van een gevestigde of nog te vestigen onderneming, en
b. voorlichting te geven over aangelegenheden op juridisch en economisch terrein aan groepen van personen die een onderneming drijven of overwegen een onderneming op te richten.
Artikel 27 De Kamer heeft tot taak het stimuleren van economische ontwikkeling door middel van het adviseren van ondernemingen over innovatieve ontwikkelingen alsmede het in voorkomende gevallen begeleiden van personen of groepen van personen die een onderneming drijven of overwegen een onderneming op te richten bij het ontwikkelen en implementeren van innovaties.
Artikel 28 1 De Kamer heeft tot taak het stimuleren van economische ontwikkeling in een regio door middel van het bevorderen van onderzoeken, overleg- en samenwerkingsvormen en het desgevraagd informeren van openbare lichamen over aangelegenheden die de economische ontwikkeling van handel, industrie, ambacht en dienstverlening raken.
2 De Kamer kan ten behoeve van onderzoeken en overleg- en samenwerkingsvormen als bedoeld in het eerste lid subsidie verstrekken.
3 Bij regeling van de Kamer kunnen voorschriften voor subsidieverstrekking op grond van het tweede lid worden gegeven en kunnen subsidieplafonds worden vastgesteld.
4 Een regeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister en wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
Artikel 29 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de in de artikelen 24 tot en met 28 bedoelde taken.
Artikel 30 1 Voor zover daaromtrent geen andere regeling geldt, kan de Kamer in één of meer regio’s de volgende taken uitvoeren:
a. het op verzoek afgeven van verklaringen ten dienste van handel, industrie, ambacht en dienstverlening;
b. het op verzoek legaliseren van handtekeningen van personen die bij handel, industrie, ambacht en dienstverlening zijn betrokken;
c. het in depot nemen van algemene voorwaarden en daarover verstrekken van informatie, bedoeld in artikel 234, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Bij ministeriële regeling kunnen ter implementatie van bepalingen uit bindende rechtshandelingen van de Raad van de Europese Unie of het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk, die betrekking hebben op het afgeven van verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, regels worden gesteld.
Artikel 31 1 De Kamer kan besluiten in één of meer regio’s nog andere dan de taken, bedoeld in artikel 30, uit te voeren, voor zover deze passen binnen de doelstelling van de Kamer, bedoeld in artikel 2 van deze wet.
2 Een besluit als bedoeld in het eerste lid behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
3 Het uitvoeren van taken als bedoeld in het eerste lid en als bedoeld in artikel 30 wordt vermeld in het activiteitenplan en het jaarverslag.
Artikel 32 1 Onverminderd hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht hebben ondernemers, vrije beroepsbeoefenaren en rechtspersonen die krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden de algemene en collectieve belangen van ondernemers of vrije beroepsbeoefenaren behartigen het recht om bij de Kamer een mededingingsklacht in te dienen.
2 Een mededingingsklacht stelt en onderbouwt dat een bepaalde in het klaagschrift aangeduide werkzaamheid ter uitvoering van een taak van de Kamer leidt tot uit oogpunt van goede marktwerking ongewenste mededinging met ondernemingen of vrije beroepsbeoefenaren.
3 Op een mededingingsklacht en de behandeling daarvan zijn de volgende artikelen van Titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing:
a. 9:3 tot en met 9:6, met uitzondering van artikel 9:4, tweede lid, onder c;
b. 9:8;
c. 9:10, met uitzondering van de zinsnede «en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft»;
d. 9:11, met dien verstande dat de genoemde termijnen telkens zes weken langer zijn en de zinsnede «en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft» niet van toepassing is;
e. 9:12, eerste lid, en 9.12a, met dien verstande dat de jaarlijkse publicatie van de geregistreerde klachten vergezeld gaat van een zakelijke weergave van de strekking van de klachten, van de bevindingen van het onderzoek naar de klachten, van de oordelen van de Kamer en van de eventuele conclusies die daaraan zijn verbonden;
f. 9:13 tot en met 9:16.
Artikel 33 1 Indien de Kamer, al dan niet naar aanleiding van een mededingingsklacht, vaststelt dat een werkzaamheid ter uitvoering van een taak leidt tot uit oogpunt van goede marktwerking ongewenste mededinging met ondernemingen of vrije beroepsbeoefenaren, wordt de uitoefening van de desbetreffende werkzaamheid binnen een jaar beëindigd.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven voor uitvoering van werkzaamheden door de Kamer, waaronder voorschriften die de Kamer het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden ontzeggen.