Wet op de Kamer van Koophandel


Hoofdstuk 3

Samenstelling van de Kamer

Artikel 6 1 De Kamer bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier overige leden.
2 De leden oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

Artikel 7 1 De leden van de Kamer worden benoemd op voordracht van de Kamer.
2 De voordracht is met redenen omkleed en wordt gedaan op basis van een door Onze Minister, gehoord de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties, vastgesteld profiel.
3 Indien een voordracht niet leidt tot benoeming door Onze Minister, wordt een nieuwe voordracht gedaan. Onze Minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht.
4 Onze Minister kan een tijdstip bepalen waarop een voordracht als bedoeld in het tweede of derde lid moet zijn gedaan. Indien op dat tijdstip de voordracht niet is gedaan, kan zonder voordracht worden benoemd.

Artikel 8 De leden van de Kamer worden benoemd voor een periode van vier jaren. Zij kunnen ten hoogste tweemaal worden herbenoemd.