Wet op de Kamer van Koophandel


Hoofdstuk 10

Financieel toezicht

§ 1

Begroting

Artikel 39 1 De baten van de Kamer bestaan uit:
a. de opbrengsten uit vergoedingen voor werkzaamheden ter uitvoering van taken bij of krachtens deze wet;
b. de opbrengsten uit vergoedingen voor andere bij of krachtens de wet aan de Kamer opgedragen taken;
c. de opbrengsten uit andere werkzaamheden en uit samenwerking met derden;
d. andere baten, hoe ook genoemd, anders dan de bijdrage ten laste van de rijksbegroting.
2 De kosten van de Kamer volgens de goedgekeurde begroting komen ten laste van de rijksbegroting, voor zover deze niet uit de baten worden bestreden.

Artikel 40 Het voorstel, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder a, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, bevat een onderverdeling naar de taken, bedoeld in de artikelen 5 en 24 tot en met 28, eerste lid, en de overige bij of krachtens de wet aan de Kamer opgedragen taken.

Artikel 41 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inrichting van en de toelichting op de begroting alsmede eisen met betrekking tot de hoogte en samenstelling van het eigen vermogen.

Artikel 42 1 Onverminderd artikel 29, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen kan Onze Minister aan de begroting goedkeuring onthouden indien hij bezwaar heeft tegen de hoogte van het voorgestelde bedrag dat met toepassing van artikel 39 in de rijksbegroting zal worden opgenomen.
2 Bij de goedkeuring kan Onze Minister in afwijking van de begroting een bedrag bestemmen voor een bepaalde taak als bedoeld in de artikelen 5 en 24 tot en met 28. Uitgaven van de Kamer in strijd met de bestemming kunnen door Onze Minister geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht op bijdragen in de daaropvolgende jaren.
3 Onze Minister verstrekt in het desbetreffende jaar in een door hem te bepalen ritme een bijdrage ter hoogte van de kosten die krachtens artikel 39, tweede lid, ten laste komen van de rijksbegroting.
4 Indien voor uitgaven in een bepaalde maand nog geen begroting is goedgekeurd, is de Kamer gerechtigd uitgaven te doen tot ten hoogste een door Onze Minister voor die maand vastgesteld bedrag.

§ 2

Beheer en verantwoording

Artikel 43 1 De Kamer stelt de jaarrekening vast.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de inrichting van en de toelichting op de jaarrekening alsmede omtrent aandachtspunten voor de accountantscontrole.

Artikel 44 1 De Kamer behoeft de voorafgaande instemming van Onze Minister voor:
a. handelingen als bedoeld in artikel 32, onder a tot en met g, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;
b. investeringen in infrastructurele voorzieningen ten behoeve van of mede ten behoeve van anderen dan de Kamer zelf.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van handelingen van rechtspersonen van wie de meerderheid van de aandelen of de stemrechten in de algemene vergadering direct of indirect in handen is van de Kamer, of van wie de meerderheid van de bestuurders of van de commissarissen direct of indirect door de Kamer wordt benoemd.
3 Onze Minister kan aan de instemming voorschriften en beperkingen verbinden.
4 Onze Minister kan handelingen als bedoeld in artikel 32, onder c, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vrijstellen van de eis van voorafgaande instemming voor zover het bij de handeling betrokken bedrag een bij de vrijstelling bepaald bedrag niet overschrijdt.