Artikel 3 1 De Tweede Kamer ontslaat de ombudsman met ingang van de eerstvolgende maand na die waarin hij de zeventigjarige leeftijd bereikt.
2 De Tweede Kamer ontslaat de ombudsman voorts:
a. op zijn verzoek;
b. wanneer hij uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;
c. bij de aanvaarding van een ambt of betrekking bij deze wet onverenigbaar verklaard met het ambt van ombudsman;
d. bij het verlies van het Nederlanderschap;
e. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
f. wanneer hij ingevolge onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;
g. wanneer hij naar het oordeel van de Tweede Kamer door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem te stellen vertrouwen.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
11-05-2007 | wijziging | Stb 2007 168 (pdf) | 30960 | MvT (web) MvT (pdf) |
15-03-2005 | wijziging | Stb 2005 71 (pdf) | 28747 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-12-1998 | wijziging | Stb 1998 446 (pdf) | 23429 | MvT (pdf) |
10-06-1981 | nieuwe-regeling | Stb 1981 35 (pdf) | 14178 | MvT (pdf) |