Hoofdstuk 16a
De emissie van broeikasgas bij elektriciteitsopwekking
Artikel 16a.1 1 In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:elektriciteitsemissieverslag: verslag betreffende de emissies in een kalenderjaar als gevolg van elektriciteitsopwekking;
elektriciteitsmonitoringsplan: plan betreffende de bepaling en registratie van de emissies als gevolg van elektriciteitsopwekking;
elektriciteitsjaarvracht: het aantal ton kooldioxide-equivalent dat in de lucht is veroorzaakt als gevolg van het opwekken van elektriciteit in de betreffende broeikasgasinstallatie in het betreffende kalenderjaar, waarbij een gedeelte van een ton rekenkundig wordt afgerond op een hele ton;
noodstroomaggregaat:t echnische eenheid die uitsluitend wordt gebruikt om elektriciteit op te wekken indien de gebruikelijke primaire elektriciteitsvoorziening uitvalt en niet meer dan 50 uren per jaar in werking is;
Restgassen: afgas als bedoeld in artikel 2, elfde lid, van de Verordening kosteloze toewijzing van emissierechten;
warmtekrachtkoppeling: gelijktijdige opwekking in een proces van thermische energie en elektrische of mechanische energie.
2 Artikel 16.1, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16a.2 1 Dit hoofdstuk is van toepassing op broeikasgasinstallaties als bedoeld in de artikelen 16.2, eerste lid, en 16.3, waarin door brandstofverbruik of grondstofgebruik elektriciteit wordt opgewekt, met uitzondering van broeikasgasinstallaties waarin uitsluitend elektriciteit wordt opgewekt door middel van een noodstroomaggregaat.
2 Artikel 16.2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16a.3 1 De exploitant van een broeikasgasinstallatie, monitort de emissie van broeikasgas als gevolg van de opwekking van elektriciteit op basis van een elektriciteitsmonitoringsplan, tenzij het tarief, bedoeld in artikel 71f, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag, nihil is.
2 Het elektriciteitsmonitoringsplan of een wijziging daarvan behoeft goedkeuring van het bestuur van de emissieautoriteit.
3 De artikelen 16.6, eerste en derde lid, 16.7, 16.9, 16.11, 16.12, 16.18 en 16.19, eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat telkens:
a. voor «vergunning» wordt gelezen «goedkeuring van een elektriciteitsmonitoringsplan»;
b. voor «vergunninghouder» wordt gelezen «de exploitant van een broeikasgasinstallatie»;
c. voor «monitoringsplan» wordt gelezen «elektriciteitsmonitoringsplan»;
d. voor «emissieverslag» wordt gelezen «elektriciteitsemissieverslag»;
e. voor «Verordening monitoring en rapportage emissiehandel» wordt gelezen «de regels gesteld bij of krachtens hoofdstuk 16a».
4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
a. het melden van een wijziging of een tijdelijke afwijking van het elektriciteitsmonitoringsplan aan het bestuur van de emissieautoriteit;
b. het goedkeuren van een wijziging van het elektriciteitsmonitoringsplan.
Artikel 16a.4 Het bestuur van de emissieautoriteit weigert de goedkeuring van een elektriciteitsmonitoringsplan indien het elektriciteitsmonitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn bij of krachtens dit hoofdstuk of het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de aanvrager in staat is het elektriciteitsmonitoringsplan naar behoren uit te voeren.
Artikel 16a.5 1 De exploitant van een broeikasgasinstallatie wijzigt het elektriciteitsmonitoringsplan zo spoedig mogelijk, indien:
a. de regels gesteld bij of krachtens hoofdstuk 16a daartoe aanleiding geven;
b. het bestuur van de emissieautoriteit daarom verzoekt.
2 De exploitant van een broeikasgasinstallatie legt op verzoek van het bestuur van de emissieautoriteit de meest actuele versie van het elektriciteitsmonitoringsplan over.
Artikel 16a.6 1 De exploitant van een broeikasgasinstallatie dient elk jaar een elektriciteitsemissieverslag in bij de emissieautoriteit gelijktijdig met het emissieverslag, bedoeld in artikel 16.1, derde lid, tenzij het tarief, bedoeld in artikel 71f, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag, nihil is.
2 Het elektriciteitsemissieverslag bevat de elektriciteitsjaarvracht.
Artikel 16a.7 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar waarin het elektriciteitsemissieverslag moet worden ingediend, vaststellen dat dit verslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld. Het bestuur van de emissieautoriteit kan de beslissing voor ten hoogste drie maanden verdagen. Van de verdaging wordt voor het in de eerste volzin genoemde tijdstip schriftelijk mededeling gedaan aan degene die het elektriciteitsemissieverslag heeft ingediend. De mededeling omvat de reden voor de verdaging.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit kan na het tijdstip, genoemd in het eerste lid, onderscheidenlijk, indien toepassing is gegeven aan de tweede volzin van dat lid, na het tijdstip dat met toepassing van die volzin is vastgesteld alsnog vaststellen dat het elektriciteitsemissieverslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld, indien:
a. degene bij het bestuur van de emissieautoriteit een elektriciteitsemissieverslag heeft ingediend, in dat verslag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en verstrekking van juiste of volledige gegevens zou hebben geleid tot de vaststelling van een andere elektriciteitsjaarvracht;
b. het betrokken elektriciteitsemissieverslag anderszins onjuist was en de betrokken persoon dit wist of behoorde te weten.
3 De bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, vervalt tien jaren na afloop van het kalenderjaar, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 16a.8 1 Bij de opwekking van elektriciteit zonder een warmtekrachtkoppeling, bepaalt en registreert de exploitant van een broeikasgasinstallatie zijn elektriciteitsjaarvracht op basis van het brandstofverbruik en het grondstofverbruik overeenkomstig het goedgekeurde elektriciteitsmonitoringsplan.
2 Bij de opwekking van elektriciteit met een warmtekrachtkoppeling, bepaalt en registreert de exploitant van een broeikasgasinstallatie zijn elektriciteitsjaarvracht op basis van het brandstofverbruik, de elektriciteitsopwekking en de warmteopwekking overeenkomstig het goedgekeurde elektriciteitsmonitoringsplan.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden met betrekking tot:
a. de bepaling en registratie van de elektriciteitsjaarvracht, bedoeld in het eerste en tweede lid;
b. de bepaling en registratie van de elektriciteitsjaarvracht bij de opwekking van elektriciteit door middel van restgassen.
4 Het bestuur van de emissieautoriteit kan de elektriciteitsjaarvracht van een inrichting op basis van een conservatieve schatting ambtshalve vaststellen indien:
a. het elektriciteitsemissieverslag niet of niet tijdig bij de emissieautoriteit is ingediend;
b. het bestuur van de emissieautoriteit ingevolge artikel 16a.7, eerste of tweede lid, heeft verklaard dat het elektriciteitsemissieverslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld.
Artikel 16a.9 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot broeikasgasinstallaties als bedoeld in artikel 16a.2, eerste lid, regels worden gesteld die nodig zijn in het belang van de goede werking van het monitoren van emissie als gevolg van elektriciteitsopwekking. Bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel kan worden bepaald dat bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de verificatie van het elektriciteitsemissieverslag.