Hoofdstuk 15
Financiële bepalingen
Titel 15.11Financiering van de zorg voor gesloten stortplaatsen
Artikel 15.42 In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt onder «stortplaats», «gesloten stortplaats» en «bedrijfsgebonden stortplaats» verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in paragraaf 8.2.Artikel 15.43 Deze titel is niet van toepassing op stortplaatsen waar baggerspecie is gestort en die worden gedreven of mede worden gedreven door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
Artikel 15.44 1 Provinciale staten stellen een heffing in ter bestrijding van de kosten die gemoeid zullen zijn met:
a. de in artikel 8.49 bedoelde zorg voor de in de betrokken provincie gelegen stortplaatsen;
b. een voor de betrokken provincie geldende verplichting tot afdracht aan een fonds als bedoeld in artikel 15.48;
c. de door de provincie uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waar afvalstoffen zijn gestort en waar dat storten vóór 1 september 1996 is beëindigd, en het onderzoek naar en systematische controle van aanwezigheid, aard en omvang van eventuele verontreiniging aldaar.
2 De in het eerste lid bedoelde heffing kan mede betrekking hebben op de kosten die gemoeid zullen zijn met de dekking van de aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 176 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
3 Met betrekking tot de heffing en invordering zijn de artikelen 227 tot en met 232h van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15.45 1 De heffing wordt geheven van degene die een stortplaats drijft.
2 Het bedrag van de heffing wordt zodanig vastgesteld dat uit de opbrengst van de heffing en de daarover verkregen rentebaten en beleggingsopbrengsten de kosten kunnen worden bestreden, die naar verwachting gemoeid zullen zijn met de uitvoering van het in artikel 8.49, derde en vierde lid, bedoelde nazorgplan waarmee gedeputeerde staten hebben ingestemd, of, indien geen nazorgplan geldt, de in artikel 8.49, eerste lid, bedoelde zorg voor die stortplaats. Indien na de vaststelling blijkt dat de opbrengst van de heffing hoger dan wel lager is dan het bedrag dat nodig is om de kosten te bestrijden die naar verwachting met die zorg van die stortplaats gemoeid zullen zijn, kan het bedrag van de heffing opnieuw worden vastgesteld. Het reeds betaalde bedrag van de heffing wordt hierop in mindering gebracht.
3 In afwijking van het tweede lid kan de heffing terzake van de niet-bedrijfsgebonden stortplaatsen in de betrokken provincie worden vastgesteld aan de hand van de hoeveelheid en de aard van de afvalstoffen die op de stortplaats zijn afgegeven. Het bedrag wordt zodanig vastgesteld dat uit het totaal van de opbrengsten van de heffing en de daarover verkregen rentebaten en beleggingsopbrengsten voor de niet-bedrijfsgebonden stortplaatsen in die provincie de kosten kunnen worden bestreden die naar verwachting gemoeid zullen zijn met de zorg voor die stortplaatsen. De kosten, bedoeld in de tweede volzin, worden berekend met inachtneming van de voor die stortplaatsen geldende nazorgplannen waarmee gedeputeerde staten hebben ingestemd.
4 Het derde lid is niet van toepassing op stortplaatsen waar baggerspecie is gestort.
Artikel 15.46 1 Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat degenen die een stortplaats drijven, waarop artikel 15.45, derde lid, niet van toepassing is, financiële zekerheid stellen voor het nakomen van de krachtens de artikelen 15.44, eerste lid, onder a, en 15.45 voor hen geldende verplichting. Daarbij wordt in ieder geval aangegeven het bedrag waarvoor de zekerheid ten hoogste in stand moet worden gehouden.
2 De verplichting financiële zekerheid in stand te houden vervalt op het tijdstip waarop een bedrag aan heffing, als bedoeld in artikel 15.45, tweede lid, is betaald, voor zover het betreft het gedeelte dat overeenkomt met het bedrag dat is betaald.
3 Gedeputeerde staten kunnen verhaal nemen op de gestelde zekerheid, voor zover degene die de zekerheid heeft gesteld, het bedrag van de heffing, zoals dat is vastgesteld ingevolge artikel 15.45, tweede lid, niet tijdig heeft betaald.
4 Gedeputeerde staten kunnen het ingevolge het derde lid te verhalen bedrag invorderen bij dwangbevel.
5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop financiële zekerheid wordt gesteld.
Artikel 15.47 1 Gedeputeerde staten van een provincie richten voor hun provincie een fonds op, bestemd voor de in artikel 8.49 bedoelde zorg voor gesloten stortplaatsen.
2 In afwijking van het eerste lid kunnen gedeputeerde staten van verschillende provincies gezamenlijk voor hun provincies een fonds als bedoeld in het eerste lid oprichten.
3 Een fonds is rechtspersoon.
4 Gedeputeerde staten van de betrokken provincie, onderscheidenlijk provincies zijn belast met het beheer van het in hun provincie, onderscheidenlijk provincies werkzame fonds.
5 Een fonds ontvangt jaarlijks:
a. de opbrengst van de in artikel 15.44 bedoelde heffing, verminderd met het bedrag ter bestrijding van de kosten in verband met de in artikel 15.44, eerste lid, onder c, bedoelde handelingen en met het gedeelte van de heffingen, bedoeld in artikel 15.48, tweede lid;
b. de bedragen die ingevolge artikel 15.46, derde lid, worden verhaald;
c. rentebaten en beleggingsopbrengsten die via het fonds zijn verkregen;
d. het batig saldo van de laatstelijk afgesloten rekening van het fonds.
6 Een fonds is gerechtigd ook andere bedragen, bestemd voor de in artikel 8.49 bedoelde zorg, dan die, bedoeld in het vijfde lid, in ontvangst te nemen.
7 Uit het fonds worden uitsluitend bestreden de kosten die:
a. worden gemaakt in verband met de uitvoering van de in artikel 8.49 bedoelde zorg met betrekking tot gesloten stortplaatsen in de betrokken provincie of provincies;
b. zijn verbonden aan de werkzaamheden van het fonds dat in de betrokken provincie, onderscheidenlijk provincies werkzaam is;
c. worden gemaakt ter dekking van de aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 176, vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, doch slechts voor zover de in artikel 15.44 bedoelde heffing mede op deze kosten betrekking heeft.
8 Onder de kosten, bedoeld in het zevende lid, worden niet begrepen de kosten die in verband met de in artikel 8.49 bedoelde zorg voor gesloten stortplaatsen door de betrokken provincie, onderscheidenlijk provincies worden gemaakt ten behoeve van haar bestuurlijk apparaat.
Artikel 15.48 1 Gedeputeerde staten van provincies kunnen gezamenlijk een fonds oprichten ter dekking van grote financiële risico's in verband met de in artikel 8.49 bedoelde zorg voor gesloten stortplaatsen.
2 Het in het eerste lid bedoelde fonds ontvangt jaarlijks van die provincies een door het bestuur van dat fonds te bepalen gedeelte van de aan die provincies afgedragen heffingen als bedoeld in artikel 15.45.
3 Van artikel 15.47 zijn het derde en vierde lid, alsmede het achtste lid, in verbinding met het zevende lid, onder b, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15.49 1 Ter zake van door een stortplaats veroorzaakte schade, die bekend is geworden na het tijdstip waarop een verklaring als bedoeld in artikel 8.47, derde lid, met betrekking tot die stortplaats is afgegeven, doet noch een provincie, noch het in deze titel bedoelde fonds een beroep op de aansprakelijkheid van degene die als laatste de stortplaats heeft gedreven op grond van artikel 176, vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Indien degene die als laatste een stortplaats heeft gedreven, waarvoor een verklaring als bedoeld in artikel 8.47, derde lid, is afgegeven, aansprakelijk is voor de door die stortplaats veroorzaakte schade op grond van artikel 176, vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, kan degene jegens wie deze aansprakelijkheid bestaat, zijn recht op schadevergoeding geldend maken tegen het in deze titel bedoelde fonds dat in de betrokken provincie werkzaam is.