Hoofdstuk 10
Afvalstoffen
Titel 10.2Het afvalbeheerplan
Artikel 10.3 Onze Minister stelt ten minste eenmaal in de zes jaar een afvalbeheerplan vast.Artikel 10.4 1 Bij de vaststelling van het afvalbeheerplan en bij het nemen van andere maatregelen voor de preventie en het beheer van afvalstoffen hanteert Onze Minister als prioriteitsvolgorde de volgende afvalhiërarchie:
a. preventie;
b. voorbereiding voor hergebruik;
c. recycling;
d. andere nuttige toepassing, waaronder energieterugwinning;
e. veilige verwijdering.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het nemen van maatregelen als bedoeld in dat lid door gedeputeerde staten en burgemeester en wethouders.
Artikel 10.5 Bij de vaststelling van het afvalbeheerplan en bij het nemen van andere maatregelen voor de preventie en het beheer van afvalstoffen:
a. kan zonodig voor bepaalde specifieke afvalstromen van de afvalhiërarchie, bedoeld in artikel 10.4, worden afgeweken, indien dit, de gehele levenscyclus in beschouwing nemende, met betrekking tot de algemene effecten van het produceren en beheren van dergelijke afvalstoffen gerechtvaardigd is;
b. houdt Onze Minister er rekening mee dat het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen vereist dat het beheer op effectieve en efficiënte wijze geschiedt en effectief toezicht dan wel douanecontrole op het beheer mogelijk is.
Artikel 10.5a Vervallen
Artikel 10.6 Vervallen
Artikel 10.7 1 Het afvalbeheerplan bevat de onderwerpen die ingevolge voor Nederland bindende besluiten van de instellingen van de Europese Unie moeten worden opgenomen in een zodanig plan. Het afvalbeheerplan voldoet aan het bij of krachtens de kaderrichtlijn afvalstoffen daaromtrent bepaalde, met inbegrip van hetgeen bij of krachtens die richtlijn is bepaald met betrekking tot afvalpreventieprogramma’s.
2 Het afvalbeheerplan bevat mede de afvalpreventieprogramma’s als bedoeld in artikel 29 van de kaderrichtlijn afvalstoffen, met inbegrip van de doelstellingen en maatregelen, gericht op het loskoppelen van economische groei van de milieueffecten die samenhangen met de productie van afvalstoffen. Voor de bewaking en evaluatie van de in de afvalpreventieprogramma’s vastgestelde doelstellingen van de daarin opgenomen afvalpreventiemaatregelen kan Onze Minister indicatoren vaststellen.
3 Het afvalbeheerplan bevat voorts in ieder geval:
a. de hoofdlijnen van het beleid ter uitvoering van deze wet met betrekking tot het voorkomen of beperken van het ontstaan van afvalstoffen en het beheer van afvalstoffen in de betrokken periode van zes jaar en, voor zover mogelijk, in de daarop volgende zes jaar;
b. een uitwerking van deze hoofdlijnen met betrekking tot daarbij aangewezen categorieën van afvalstoffen of wijzen van beheer van afvalstoffen;
c. de capaciteit die benodigd is voor de daarbij aangewezen wijzen van beheer van afvalstoffen in de betrokken periode van zes jaar en, voor zover mogelijk, in de daaropvolgende zes jaar;
d. een beschrijving van het beleid ter uitvoering van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen in de betrokken periode van zes jaar.
Artikel 10.8 1 Onze Minister stelt het onderdeel van het afvalbeheerplan, bedoeld in artikel 10.7, tweede lid, onder a, op na overleg met een instantie die representatief kan worden geacht voor de provinciebesturen en met een instantie die representatief kan worden geacht voor de gemeentebesturen.
2 Onze Minister stelt de onderdelen van het afvalbeheerplan, bedoeld in artikel 10.7, derde lid, onder b en c, op in gezamenlijk overleg met een instantie die representatief kan worden geacht voor de provinciebesturen en met een instantie die representatief kan worden geacht voor de gemeentebesturen.
3 Onze Minister betrekt voorts bij de voorbereiding van het afvalbeheerplan de naar zijn oordeel bij de te behandelen onderwerpen meest belanghebbende andere bestuursorganen, instellingen en organisaties.
4 Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste tot en met derde lid.
Artikel 10.9 1 Met betrekking tot de voorbereiding van het afvalbeheerplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
2 Het ontwerp van het afvalbeheerplan wordt, gelijktijdig met de terinzagelegging ervan, overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Artikel 10.10 Ten behoeve van het opstellen van het afvalbeheerplan verschaffen de bestuursorganen aan Onze Minister op zijn verzoek alle inlichtingen en gegevens waarover zij kunnen beschikken, voor zover die voor dat opstellen redelijkerwijs noodzakelijk zijn.
Artikel 10.11 1 Zodra het afvalbeheerplan is vastgesteld, doet Onze Minister hiervan mededeling door overlegging van het afvalbeheerplan aan de beide kamers der Staten-Generaal en door toezending ervan aan gedeputeerde staten van de provincies en burgemeester en wethouders van de gemeenten.
2 Onze Minister zendt het afvalbeheerplan tevens toe aan de bestuursorganen, instellingen en organisaties, die overeenkomstig artikel 10.8, derde lid, waren betrokken bij de voorbereiding ervan.
Artikel 10.12 1 Het afvalbeheerplan geldt met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken na de dag waarop de vaststelling van het afvalbeheerplan is bekendgemaakt in de Staatscourant. Onze Minister kan bepalen dat het afvalbeheerplan, of onderdelen daarvan, eerst op een later tijdstip gaan gelden.
2 Het afvalbeheerplan geldt, behoudens indien eerder een nieuw afvalbeheerplan is vastgesteld, voor een tijdvak van zes jaar. Onze Minister kan de geldingsduur van het afvalbeheerplan eenmaal met ten hoogste twee jaar verlengen.
Artikel 10.12a Vervallen
Artikel 10.12b Vervallen
Artikel 10.13 1 Het afvalbeheerplan kan worden gewijzigd.
2 Met betrekking tot een wijziging van het afvalbeheerplan zijn de artikelen 10.4 tot en met 10.11 en 10.12, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10.14 1 Ieder bestuursorgaan houdt rekening met het geldende afvalbeheerplan bij het uitoefenen van een bevoegdheid krachtens deze wet of bij het uitoefenen van een taak of bevoegdheid krachtens artikel 4.1 van de Omgevingswet, voor zover de taak of bevoegdheid wordt uitgeoefend met betrekking tot afvalstoffen.
2 Voor zover het afvalbeheerplan niet voorziet in het onderwerp met betrekking waartoe de taak of bevoegdheid wordt uitgeoefend, houdt het bestuursorgaan rekening met de voorkeursvolgorde, aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid.
3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij het uitoefenen van een taak of bevoegdheid krachtens de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen.